Je hoefde geen kwartjesvinder te zijn om ze op te merken; de in het plaveisel gemetselde vierkante, koperkleurige ‘struikelblokjes’ vingen automatisch de aandacht van de passant. Even bukken en het inschrift lezen, stilstaan bij het feit dat hier iemand heeft gewoond die naar een concentratiekamp is afgevoerd en omgebracht.
Een jaar of tien later zag ik ze op steeds meer plekken, ook in Amsterdam, maar nauwelijks in mijn vroegere woonwijk de Transvaalbuurt, hoewel er in de oorlog veel Joden woonden die vanuit deze ‘concentratiewijk’ naar de vernietigingskampen zijn gedeporteerd. Maar kon je van de huidige bewoners wel verwachten dat ze zich betrokken voelen bij de onzalige geschiedenis van hun buurt en zijn Joodse bewoners? En waar komen die ‘struikelstenen’ eigenlijk vandaan, wat moet er gebeuren om ze in het trottoir voor je huis te krijgen en wat is daarbij de rol van de gemeente? Wie maakt ze, wat kosten ze en wie moet dat betalen?