Verzamelen is toch dood? Nou, dat blijkt reuze mee te vallen volgens René Schoenmakers, fervent stripverzamelaar en medeoprichter van de populaire veilingsite Catawiki.

De eerste keer dat ik contact had met René Schoenmakers, medeoprichter van onlineveilingsite Catawiki, was in 2013. Net daarvoor had ik op Catawiki een Romeins muntje gekocht en omdat ik een vraag had over de taxatie van die munt (te hoog wat mij betreft) wilde ik daar met de betreffende veilingmeester nog even over mailen. Toen ik van die veilingmeester geen reactie kreeg en dit aan een vriend vertelde, bleek dat die zelf ooit bij Catawiki gesolliciteerd had als veilingmeester strips. Hij was het niet geworden, maar had nog wel het e-mailadres van degene met wie hij toen gesproken had: René Schoenmakers. Eén mailtje later was mijn probleem met de veilingmeester opgelost.

Ik heb verzamelen – eerst postzegels, later munten, nu goudgewichtjes – altijd leuk en interessant gevonden, maar lees steeds vaker dat het uitsterft. En als je kijkt naar het gedecimeerde aantal postzegel- en muntenclubjes ben je geneigd dat te geloven. Ik ben zelf ook niet meer zo fanatiek (eind jaren zeventig zat ik als tiener nog even op een postzegelclub), maar het plezier van verzamelen is wel altijd gebleven. Dat zoiets zou kunnen uitsterven, kan ik me niet voorstellen. En dus zoek ik opnieuw contact met René Schoenmakers, in de hoop dat hij me meer over de verzamelaarsmarkt kan vertellen. Hij is immers zelf een fervent verzamelaar van strips en dat is ook waarom hij in 2008 Catawiki opzette, een onlineplatform voor verzamelaars. Als iemand veel over verzamelen weet, is hij het wel.
 

‘Ik ging altijd met mijn vader, maar het is niet zo dat hij me ernaartoe sleepte. Eerder andersom.’

Fjodor Klondyke

Op 17 juli, één dag voor zijn vijftigste verjaardag, zit ik bij Schoenmakers in de tuin van zijn huis in Assen. Het verzamelen van strips begon bij hem al op zijn zesde, met het wekelijkse striptijdschrift Eppo. ‘Nou ja, ik kreeg die toen van mijn moeder en wilde ze niet wegdoen. Waarschijnlijk omdat ik ze later nog eens wilde lezen. Op een gegeven moment bond mijn moeder ze in, wat wel mooi was, maar achteraf ook een beetje zonde. Verzamelaars willen namelijk geen ingebonden strips. Toen ik een jaar of tien, elf was ging ik naar alle rommelmarkten in de buurt. Nog voor mijn ouders wakker waren, was ik er al te vinden. Had ik de wekker gezet om er als eerste te kunnen zijn. Ik was toen al een echte verzamelaar, want ik maakte lijstjes van de exemplaren die ik miste. Dat is ook gelijk een belangrijk en leuk onderdeel van verzamelen: lijstjes maken. Aanvankelijk verzamelde ik de strips die ook in de Eppo stonden, later kwamen daar de betere strips uit België en Frankrijk bij. Zoals Comanche, Jeremiah en Bernard Prince van Hermann en de strips van Bilal, Tardi en Moebius. De superheldenstrips uit Amerika heb ik nooit interessant gevonden. 
 

 

 

 

 


Met handelen in strips begon ik ook al vroeg. Ik kan vrij goed rekenen en op basis van de prijs die ze voor een stapel strips vroegen wist ik snel of ze per stuk nog interessant waren. Rond mijn dertiende ontdekte ik dat de leesportefeuille, die naast de bekende weekbladen ook een speciale stripmap had, niets deed met hun oude strips. Die kocht ik dan op voor een zacht prijsje. Mijn broertje en zusje, en soms ook vriendjes uit de buurt, haalden daar dan de kaften vanaf en wipten de nietjes eruit, waarna ik ze met winst doorverkocht. Dat ging zo goed dat ik van voetballen ben gegaan, omdat ik in het weekend altijd op beurzen en markten zat. Daarvoor moest ik ook vroeg opstaan, want als een markt om vier ’s ochtends openging, waren wij daar om vier uur. Ik ging altijd met mijn vader, maar het is niet zo dat hij me ernaartoe sleepte. Eerder andersom. Omdat hij mij in de weekenden naar allerlei verzamelbeurzen reed, is hij zelf ook maar begonnen met verzamelen. Onder meer van klokken.
 

'Ik kende een verzamelaar die me wel duizend gulden voor die boekjes van Klondyke gaf'


Ik had dan Curverboxen vol strips bij me om te verkopen. Maar ik wilde er vooral zo vroeg zijn omdat ik dan exemplaren voor mijn eigen verzameling kon vinden, of bijzondere uitgaven waarvan ik wist dat ik ze met winst kon doorverkopen. Zag ik iets interessants liggen dan gaf me dat een gelukzalig gevoel. Noem het de jacht, of de sport, maar dat gelukzalige gevoel – ik ga nog steeds naar rommelmarkten – is nooit veranderd. Met andere verzamelaars heb je het daar zelden over, want we zijn toch een beetje eenlingen. 
 

Je moet tegen iemand die iets voor weinig geld verkoopt ook nooit zeggen dat het eigenlijk veel meer waard is. Dan maak je slapende honden wakker, voor je het weet willen ze het niet meer verkopen. Als je maar vaak genoeg op rommelmarkten en beurzen komt, begin je je ook voor spullen te interesseren die niet per se op je eigen terrein liggen. Zo wist ik dat boekjes van ene Fjodor Klondyke vroege schrijfsels van W.F. Hermans waren. Ik kende een verzamelaar die me wel duizend gulden voor die boekjes gaf. Dat wist verder vrijwel niemand toen, en ik heb er in de loop der jaren heel wat van kunnen kopen en doorverkopen.’

W.F. Hermans schreef vanaf 1945 onder de naam Fjodor Klondyke een handvol thrillers.

Verdienmodel

Verzamelen dus als jacht en als sport. Waarbij handelen en onderhandelen een grote rol spelen, en kennis van zaken de bepalende factor is. Niet alleen omdat het voor de verzamelaar leuk is zich ergens in te verdiepen, kennis maakt het onderhandelen ook eenvoudiger. Dat gaat immers veel makkelijker wanneer je weet wat iets echt waard is. Schoenmakers is er zo goed in dat hij na een studie bestuurlijke informatica – ‘Ik heb die hele opleiding gefinancierd met mijn strips’ – serieus overweegt om in de stripbusiness te blijven, maar hij besluit toch iets met zijn studie te gaan doen.

Aangezien hij al vroeg de mogelijkheden van internet inziet, zoekt hij een bedrijf waar men dat ook doet. Dat valt nog niet mee, maar in 1994 gaat Schoenmakers werken bij KPN Research in Groningen. Daar ontmoet hij twee jaar later Marco Jansen. Het klikt tussen de twee, omdat ze elkaar goed aanvullen. Jansen is de technische man die houdt van websites bouwen, Schoenmakers de ondernemer met de grote ideeën.

 

Na een paar jaar samen aan projecten te hebben gewerkt, besluit Schoenmakers dat hij met Jansen een eigen bedrijf wil opzetten. Hij is ervan overtuigd dat hij beter werk kan leveren dan de bedrijfjes die KPN telkens voor veel geld inhuurt. Hij vraagt Jansen om zijn compagnon te worden, maar die wil de sprong (nog) niet wagen. Schoenmakers begint toch voor zichzelf. En in een mum van tijd heeft zijn bedrijf The Missing Link, dat webportals bouwt, meer dan honderd mensen in dienst.
 

René Schoenmakers en Marco Jansen, de oprichters van Catawiki

In 2004 lijft hij ook nog IT-bedrijf Wisdom in, maar het besef dat hij zijn eigen ideeën wil ontwikkelen en niet in opdracht van anderen wil werken wordt steeds sterker. In 2006 verkoopt hij zijn bedrijf aan Ordina. Onderdeel van de transactie is wel dat hij nog één jaar moet aanblijven als directeur en dat resulteert in een van de slechtste jaren uit zijn carrière. ‘Ik ben niet goed met bazen.’


Eind 2007 benadert hij Jansen opnieuw met het plan een bedrijf te beginnen. Een onlineplatform waar verzamelaars elkaar kunnen ontmoeten en hun verzamelingen kunnen bijhouden op basis van een catalogus. De naam is Catawiki. Een samentrekking van ‘catalogus’ en het woord ‘wiki’, wat snel’ betekent op Hawaii. ‘Wiki’ wordt dan al gebruikt in Wikipedia, en van die online-encyclopedie leent Schoenmakers ook het idee dat gebruikers die ontdekken dat er iets ontbreekt of verkeerd wordt aangegeven in de catalogus dit zelf kunnen aanvullen of aanpassen.
‘Ik zocht Marco op in Bangalore, India, waar hij op dat moment werkte voor een Brits bedrijf. Daar bleek dat hij sowieso al terug naar Nederland wilde en deze keer zei hij gelukkig wel ja. Mijn bedoeling was om op Catawiki eerst community’s op te bouwen en daarna verschillende verdienmodellen uit te proberen. We begonnen het bedrijf met strips, later hebben we dit uitgebreid met andere, meer klassieke verzamelgebieden, zoals postzegels en munten. In de begindagen reisden we alle beurzen af om mensen te overtuigen van het nut van Catawiki. Het hing een beetje van de doelgroep af of ze begrepen waar we heen wilden. Vooral de wat oudere verzamelaar zag het niet altijd voor zich. Maar ook als ze het wel snapten vertelden ze ons achteraf doodleuk dat ze thuis helemaal geen computer hadden. Toch groeiden de community’s snel en ik heb toen nog de fout begaan door aan de eerste 60.000 gebruikers de standaard welkomstmail te sturen vanaf mijn persoonlijke e-mailadres. Daarin vroeg ik ook naar tips over hoe we het platform konden aanpassen. Die tips waren fantastisch en zeer bruikbaar, maar ik was toen wel dag en nacht bezig met het beantwoorden van al die mails.
 

Op het allereerste businessplan van Catawiki dat Marco en ik in 2008 op een A4’tje schreven, stonden veilingen al centraal als het kansrijkste verdienmodel. Alleen dan niet zoals bij de veilingen op eBay en Marktplaats, waar van alles en nog wat wordt aangeboden en het eindeloos zoeken is naar interessante objecten. Dat vond ik zelf altijd vreselijk irritant. Mijn idee voor Catawiki was dat speciale veilingmeesters per verzamelgebied de beste objecten bij elkaar brengen, ze goed bekijken en vervolgens taxeren, zodat je weet dat je geen nep koopt. Daarom koos ik ook voor blauw in het logo van Catawiki. Want blauw is de kleur van vertrouwen. Ik kan me jouw geval met dat Romeinse muntje overigens nog wel herinneren. Dat je niets meer hoorde van de veilingmeester kwam doordat hij toen ernstig ziek was. En je vriend die hier solliciteerde en het niet geworden is… Ik vroeg bij sollicitatiegesprekken altijd aan veilingmeesters hoe groot ze dachten dat hun veilingcategorie over twee jaar zou kunnen zijn. Als ze “twee keer zo groot” zeiden, nam ik ze niet aan. Ze moesten minstens “vijf keer zo groot” zeggen en liefst nog veel groter, want ik zocht mensen die net zo snel wilden groeien als ik.’
 

China

Catawiki groeit inderdaad razendsnel. Van een bedrijf dat tot 2010 nog wordt gerund door twee mannen op een zolder verandert Catawiki in een miljoenenbedrijf waar ruim 500 mensen werken. De veilingen worden in 2011 gelanceerd en in plaats van elke vrijdag één stripveiling met zestig strips zitten ze nu op honderden veilingen en zo’n 60.000 kavels per week. En lang niet alleen meer in de traditionele verzamelgebieden. Er wordt ook kunst geveild, en horloges, sierraden, tassen, archeologische vondsten, et cetera. Verzamelen is duidelijk nog lang niet dood.

Het scheelt dat mensen vanwege corona tegenwoordig vaker thuis zitten en dus meer tijd hebben voor verzamelen. Of juist hun oude verzamelingen van zolder halen en die op Catawiki te gelde proberen te maken. Want wat iets waard is bepaalt sterk of het gewild is, en dus of het verzameld wordt. En tegelijkertijd is ook het tegenovergestelde waar. Want wordt iets verzameld omdat het geld waard is, of wordt iets geld waard omdat het verzameld wordt? Toen de prijzen van postzegels in de jaren tachtig inzakten dumpte een grote groep beleggers die alleen postzegels hadden gekocht omdat ze daarvoor zo snel in prijs waren gestegen hun ‘verzameling’. Daarna gingen de prijzen helemaal onderuit. Overigens is postzegels verzamelen nu weer heel populair in China, waar schaarse exemplaren voor veel geld van de hand gaan. Waarom? Omdat je ze in tijden van crisis makkelijk mee kan nemen.

In december 2016 stappen Jansen en Schoenmakers samen uit de dagelijkse leiding van Catawiki, al is Schoenmakers nog wel steeds lid van de Board. ‘Ik hou van bedrijven in de beginfase. De eerste jaren was Catawiki als een vliegtuig dat je in de lucht steeds weer aan het verbouwen bent. Dat is hard werken, maar ook spannend en leuk. Toen Marco en ik stopten was alles wel uitgekristalliseerd, het model stond. We hadden medewerkers in negen landen en de omzet in landen als Italië, Spanje en Frankrijk groeide razendsnel. Ik miste gewoon de spanning van het onbekende. Bovendien werd het steeds onpersoonlijker. Van de eerste 200 medewerkers kende ik de namen nog wel en of ze kinderen hadden wist ik ook, daarna werden het er simpelweg te veel om iedereen nog goed te kennen.’

 

 

 

 

Schildpadbotje

Schoenmakers is alweer een nieuw bedrijf begonnen: Vipio, een platform waar overnachtingen in bijzondere accommodaties – denk aan vuurtorens, boomhutten en hijskranen – geboekt kunnen worden. En hij is teruggekeerd naar zijn oude liefde. Omdat de nieuwe leiding van Catawiki zich uitsluitend nog wil richten op de veilingen, moesten ze af van het verzamelaarsplatform rond de catalogus. Of Schoenmakers en Jansen dat weer terug wilden? Nou en of.


‘Dat model heeft nog steeds veel potentie. Verzamelaars hebben daar in de loop der jaren gedetailleerde beschrijvingen van ruim vier miljoen objecten aan toegevoegd. Er is duidelijk behoefte aan een onlineplek waar je je verzameling kunt bijhouden, kan meewerken aan de catalogus en waar je dubbele exemplaren kan ruilen of verkopen. Marco en ik hebben daar een nieuwe site voor gemaakt en begin juli zijn we live gegaan. LastDodo heet ie. We kozen voor “dodo” omdat je dat woord in elke taal makkelijk kan uitspreken, en “last”, omdat de allerlaatste dodo toch wel het ultieme verzamelobject is [voor de zekerheid toch maar even uitgelegd: de dodo is een in de zeventiende eeuw uitgestorven vogel, red.].


Bij dodo moet ik altijd denken aan tv-persoonlijkheid Boudewijn Büch, die allerlei rariteiten verzamelde. Büch schoot telkens vol wanneer hij het over zijn dodobotje had. Dat bleek achteraf trouwens een schildpadbotje te zijn, maar toch. Postzegels verzamelen is nu inderdaad veel minder populair dan vroeger, maar op LastDodo zie je dat er allerlei nieuwe verzamelgebieden bij zijn gekomen. Zo worden tegenwoordig ook theezakjes verzameld, en zelfs dekseltjes van koffiemelkcups, die zijn vooral in Duitstalige landen populair. Het mooie van dit soort verzamelingen is dat het niet heel duur hoeft te zijn om een verzameling te beginnen. Wat vooral voor het aantrekken van jonge verzamelaars belangrijk is.
 

Verzamelen zal overigens altijd een luxe tijdverdrijf blijven. Als je het een plek moet geven in de piramide van Maslow komt het natuurlijk ver na eten en een dak boven je hoofd. Maar het voortdurend opkomen van nieuwe verzamelgebieden geeft wel aan dat het bij veel mensen toch in een bepaalde behoefte voorziet. Postzegels verzamelen sterft dan misschien wel uit, maar daar komt weer iets anders voor in de plaats. Neem de Yu-Gi-Oh!- en Pokémonkaarten. Of complete albums met voetbalplaatjes van het WK ’78 gaan nu voor meer dan 200 euro van de hand. Ik weet nog dat ik zelf fanatiek deze plaatjes spaarde. Mijn vader nam ze altijd voor me mee uit de sigarenzaak. De spanning wanneer ik die zakjes een voor een openmaakte in de hoop een ontbrekend of zeldzaam plaatje te vinden, voel ik nog steeds. Dat is trouwens ook een van de redenen waarom ongeopende zakjes nu erg duur zijn: mensen willen de spanning van het openen weer beleven. Verzamelen is namelijk ook sterk verbonden met nostalgie. Daarom ben ik er ook van overtuigd dat het nooit zal verdwijnen. Omdat jeugdsentiment altijd zal blijven bestaan.’


Tekst: GERHARD BUSCH

Illustraties: STELLA DE KORT