Bij de hartelijke ontvangst in het ruime appartement verraadt alleen zijn trage pas dat Kees van Kooten ook geen 82 meer is. Het blijkt de lange nasleep van een ongeluk met kat Erik, al heeft de pers eigenlijk ook schuld aan zijn malheur.
Kees van Kooten (1941): ‘Met de stapel veel te dikke en te zware zaterdagkranten liep ik hier naar binnen. Ik wilde lekker gaan zitten lezen, maar struikelde over de poes, die zich nu overigens uit schaamte niet meer durft te vertonen. Enfin, bekkenfractuur en operatie, voor de revalidatie staat een paar jaar. Ik heb weer opnieuw moeten leren lopen. Verder mag ik niet klagen natuurlijk, maar het was wel een naar jaar. Drie boezemvrienden verloren. Eerst Remco Campert, toen muzikant Werner Herbers en Wim natuurlijk.’
Hoe heb je Wim de Bie ontmoet?
Kees: ‘De allereerste keer dat ik Wim tegenkwam was op de Haagse Dalton HBS. Dat was een redelijk vrije school en je kon daar een nis kiezen om je huiswerk in te maken. Ik liep daar door de gang toen er een grote man voorbijkwam met een kleine Indonesisch ogende vriend. Die lange man zei: “En dus hebben we het hier redelijk vrij gehouden, maar ik heb dit op een dusdanige wijze gebouwd dat de nissen toch hun beslotenheid hebben. En dit en dat, zus en zo, blabla.” Ik dacht: jezus, wat gebeurt hier nu? Daarna zei hij “goedemiddag” en liep weer door. Dat was dus Wim. Hij speelde toen al zo geweldig een architect die enorm vervuld was van zichzelf. Vanaf dat moment was het hechte vriendschap. Ik ben weer een beetje aan het schrijven en wil een monumentje voor Wim oprichten, omdat hij zo geniaal en bescheiden was.’