Een depressieve Syrische vluchteling als huisgenoot, een manipulatieve vader die om hulp vraagt, een labiele vriendin met een voorliefde voor gruwelijke natuurdocumentaires én een junk als nieuwe beste vriend.
In dit merkwaardige rariteitenkabinet is twintiger Gösta (Vilhelm Blomgren, die de oplettende kijker kan herkennen uit Midsommar) de stabiele factor. Hij is vers afgestudeerd als kinderpsycholoog en neemt een invalbaantje aan in een Zweeds dorpje. Ondanks zijn onorthodoxe methoden is het contact met zijn cliënten goed, maar aan het thuisfront verlopen de zaken beduidend minder soepel. Hij moet koken voor zijn depressieve Syrische huisgenoot Hussein (Nidhal Fares), zijn vriendin Melissa (Amy Deasismont) vraagt voortdurend zijn aandacht en tot overmaat van ramp staat zijn manische vader Tomas (Mattias Silvell) plotseling op de stoep. Dat laatste leidt er in de eerste aflevering toe dat Gösta het bed niet alleen moet delen met zijn vriendin, maar ook zijn vader naast zich moet dulden, want hij wil iedereen koste wat kost te vriend houden.
Gösta is te goed voor deze wereld, zoveel is na een paar minuten wel duidelijk. Hij is iemand die eigenlijk geen geld wil geven aan een bedelaar, maar uiteindelijk geld én boodschappen bij haar achterlaat. Of een chagrijnige, slechtziende bejaarde naar huis brengt en haar boodschappen draagt, terwijl zijn hitsige vriendin thuis op hem ligt te wachten. Een junk die zijn fiets probeert te stelen, is een kwartier later zijn beste vriend. Kortom, Gösta is véél te aardig, een mister nice guy die door iedereen schaamteloos wordt misbruikt.