In de dertiende minuut van It’s a Sin, de grandioze nieuwe miniserie van Russel T Davies, komt aids voor het eerst voorbij. Al wordt het op dat moment nog omschreven als ‘een soort kanker’. Het is 1981 en in New York zijn 41 mannen met deze variant ontdekt, vertelt een studente. ‘Ze zijn allemaal tegelijkertijd overleden en waren allemaal homoseksueel.’ Het meisje naast haar reageert vol ongeloof. ‘Allemaal op dezelfde dag?’ ‘Ja, ze hadden dezelfde soort van kanker’, vervolgt de studente.
Maar de camera is niet bezig met de meisjes. De twee zijn zelfs onscherp in beeld gebracht. De focus ligt op Ritchie (Olly Alexander), de jongen die naast hen zit. De negentienjarige is zo diep in gedachten verzonken dat hij niet hoort wat er twee stoelen verder wordt gezegd. Ritchie kijkt naar de prachtig gespierde armen van een lange, knappe jongen in een mouwloos shirt die een paar meter verderop staat. Tot zijn gestaar het meisje naast die jongen opvalt. ‘Vind je hem leuk?’, vraagt ze Ritchie geamuseerd. ‘Zijn naam is Ash en hij is ook een nicht.’
Het meisje heet Jill (Lydia West) en ondanks dat Ritchie direct tegenwerpt dat hij niet op mannen valt – Ritchie is net in Londen aangekomen vanuit het meer conservatieve Isle of Wight en er nog niet helemaal gewend dat hij plots openlijk homoseksueel kan zijn – staan ze diezelfde avond samen in een homobar. Met Ash (Nathaniel Curtis).
En aan het einde van de eerste aflevering delen Ritchie, Jill en Ash een appartement samen met de fantastisch extraverte Roscoe/Gloria (Omari Douglas) en de brave en zo aandoenlijke Colin (Callum Scott Howells). Het vijftal vormt het hart en ziel van It’s a Sin.
Ze dopen hun woning The Pink Palace. En iedereen mag er zijn wie ze willen zijn. En seks hebben met wie ze willen.