Vanaf eind jaren zeventig bood De Grote Wetering in Amsterdam bijna drie jaar lang onderdak aan krakers, totdat het negentiende-eeuwse pand pal tegenover het Rijksmuseum op 2 december 1980 ontruimd werd door de politie en het leger. In een boekje schreven de bewoners destijds hoe het was om in De Grote Wetering te wonen. Twee van hen, Sandra Rottenberg en Servaas Tullemans, blikken nu samen met hun oud-huisgenoten terug: hoe hebben de krakers van destijds deze periode ervaren? En hoe zijn ze erdoor gevormd? Rottenberg maakte de podcast Terug naar De Oude Wetering en Tullemans fotografeerde de krakers. In de VPRO Gids vertellen de twee alvast hoe het voor hen was.
Programmamaker Sandra Rottenberg en fotograaf Servaas Tullemans portretteerden de bewoners van het kraakpand waar zij in 1979 en 1980 zelf ook woonden. In de Docs-podcast ‘Terug naar De Grote Wetering‘ vertellen oud-krakers wat deze periode voor hen betekende. “Hoe wil je met elkaar samenleven in een grote stad?”
Rondom De Grote Wetering
Sandra Rottenberg: ‘In de jaren vijftig en zestig had het gemeentebestuur het ideaal voor ogen dat de stad geschikt moest zijn voor auto’s, met grote wegen door het centrum. De grachten waren onhandig en konden maar beter worden gedempt.’
Servaas Tullemans: ‘Rond het Museumplein stonden in die tijd heel veel panden leeg. Men was toen nog van plan om de Schiphollijn aan te leggen, met een treinstation op het Museumplein.’
Rottenberg: ‘Daar zat het hoofdkantoor van KLM.’
Tullemans: ‘Er zijn toen heel veel panden opgekocht vanuit de gedachte: laat maar lekker verkrotten, als dat station er eenmaal is dan worden ze veel geld waard.’
Rottenberg: ‘Je kunt je nu niet meer voorstellen hoe verwaarloosd Amsterdam was. De stad lag verpauperd te wachten op wat er zou gaan komen, terwijl er enorme woningnood was. Wij wilden dat de gemeente De Grote Wetering zou kopen van eigenaar en speculant Gerard W. Bakker om te voorkomen dat het werd gesloopt voor winkels en kantoren.’
De kraak
Rottenberg: ‘Het gebouw is op 25 februari 1978 gekraakt, op de Tweede Nationale Kraakdag.’
Tullemans: ‘Het was een protestkraak, uit onvrede met de manier waarop stad omging met haar gebouwen en met leegstand. Het was helemaal niet de bedoeling om er te gaan wonen.’
Rottenberg: ‘Wij waren niet betrokken bij de oorspronkelijke kraak in 1978. Maar de krakers van het eerste uur ontdekten dat het heel geschikt te maken was voor bewoning en ze besloten te blijven.’
Samenwonen
Rottenberg: ‘De mensen met wie we samenwoonden hadden uiteenlopende achtergronden. Sommigen kwamen uit een gezin van fabrieksarbeiders, anderen hadden professoren als ouders. Het was een samenraapsel van studenten, werkende jongeren en avonturiers. Er waren verschillende woongroepen in het pand. De kracht van de groep waar Servaas en ik in zaten was dat we zo min mogelijk vergaderden. Als je je ergens aan stoorde, dan deed je daar iets aan.’
Tullemans: ‘Een hele praktische instelling, die uiteindelijk het beste werkt.’
Rottenberg: ‘Er was wel eens gedoe: een van straat opgepikte alcoholist die er met de huishoudpot vandoor ging of een verslaafde die met een mes stond te zwaaien. Maar over het algemeen was het veilig. Het grote geluk was dat er geen harddrugs werden gebruikt in De Grote Wetering.’
Tullemans: ‘We kwamen bij elkaar omdat we moesten wonen. Doordat we een gemeenschappelijke vijand hadden en we actief deelnamen aan de acties binnen de Amsterdamse kraakbeweging ontstonden er gezamenlijke idealen. Je ontwikkelt versneld een politiek bewustzijn. Hoe wil je met elkaar samenleven in een grote stad?’
Rottenberg: ‘We waren heel actief: we mobiliseerden de buurtverenigingen om bezwaar aan te tekenen bij de Raad van State, spraken in de gemeenteraad en bestookten de pers. We voerden actie – niet altijd even vriendelijk, trouwens – tegen speculanten en de banken die hen overeind hielden. Daarnaast ging ik naar college.’
De aanloop
Tullemans: ‘Op een gegeven moment hadden we wel door dat de ontruiming ophanden was. Wij wilden die zo geweldloos mogelijk laten verlopen, maar dat vertelden we natuurlijk niet aan de politie. We hebben het huis helemaal gebarricadeerd en de ramen geblindeerd.’
Rottenberg: ‘We kenden de risico’s, bijvoorbeeld dat we van de trap gegooid konden worden. Daarom hadden we journalisten, onder wie Geert Mak, uitgenodigd om bij ons te zitten tijdens de ontruiming.’
De ontruiming
Rottenberg: ‘Ik had een “mol” binnen de gemeente, die had mij verteld hoe de ontruiming eruit zou zien: 2000 man van de ME en het leger zouden het gebouw binnenrijden met een tank en met hoogwerkers wilden ze via het dak binnenkomen. Ik kon niet geloven dat dat echt zou gebeuren, maar ja hoor: op de dag van de ontruiming zagen we door een spleet van het geblindeerde raam een enorme politiemacht aankomen.’
Tullemans: ‘We raakten met z’n allen in een soort roes. Doordat we elkaar zo goed hadden leren kennen, konden we het volhouden.’
Rottenberg: ‘Dat die enorme politie- en legermacht voor óns kwam – dat was heel vervreemdend. Buiten is er wel een enorme veldslag ontstaan tussen krakers en de ME, en met politieagenten in burger die hun wapens trokken. Iemand van ons had een pop gemaakt die hij van het dak gooide, alsof er iemand vanaf sprong. Dat was enorm schrikken. Daarna spoten we vanaf het dak met grote slangen rood water naar beneden: De Grote Wetering bloedde. Uren later vond de ME ons pas in de kamer waar we ons hadden verschanst. Het hele gezelschap, inclusief de aanwezige pers, werd voor de vorm geboeid afgevoerd naar de Bijlmerbajes en vervolgens werden we afgezet op een treinstation. Na de ontruiming voelden we ons echt verslagen. Wonen is zo’n basisbehoefte, zonder woning ben je vleugellam. Wij, en met ons veel Amsterdammers, begrepen niet waarom dit allemaal nodig was. Je zou verwachten dat de gemeente er is voor haar burgers en niet voor de belangen van speculanten.’
45 jaar later
Rottenberg: ‘De Grote Wetering is kort na de ontruiming gesloopt. Voor veel bewoners was het een belangrijke periode in hun leven. Niet alleen omdat je een politiek bewustzijn ontwikkelde, maar ook omdat iedereen kon doen waar hij of zij goed in was. Ik ging naar vergaderingen van buurtverenigingen en naar het stadhuis, organiseerde persconferenties, een ander ging klussen of schilderen. We trachtten op alle mogelijk manieren over te brengen waar het ons om ging: een oplossing vinden voor de woningnood en het behoud van waardevolle panden. Daarom droegen ook alle 35 bewoners bij aan het boek.’
Tullemans: ‘Ook in deze tijd is het nog steeds de vraag van wie de stad is. Geert Mak zegt in de podcast dat de belangen tegenwoordig nog veel groter zijn geworden. Toen was er heel veel leegstand en was de verwachting dat het vastgoed weleens veel geld waard zou kunnen worden. Inmiddels is dat gebeurd en kopen internationale partijen vastgoed op om daar veel geld mee te verdienen. Dat is een vijand die nog veel moeilijker te bestrijden is dan de partijen van toen.’
Rottenberg: ‘Geert Mak vertelde ons ook dat je toen met coöperatieve acties nog macht kon uitoefenen en iets gedaan kon krijgen. Daarna is de samenleving veel individualistischer geworden. Inmiddels is de woningnood weer enorm en zie je de gemeenschapszin ook terugkeren. Binnenkort gaan wij naar een benefiet in Paradiso, waar de Amsterdamse krakersscene geld wil ophalen om juridische kosten te dekken. De geschiedenis herhaalt zich.’
Docs: Terug naar De Grote Wetering
De Docs-audiodocumentaire Terug naar De Grote Wetering is vanaf woensdag 22 maart te beluisteren via de podcastapps.