Het werd Vivian de Gier van alle kanten afgeraden: een biografie schrijven over Thea Beckman. De kinderboekenschrijver zou ‘privé niet zo’n boeiend leven’ hebben gehad. De Gier deed het toch, en legde de eigenzinnige kant van Beckman bloot. 

Het is niet de biografe zelf die het verband legt, dat is waar. Maar evengoed trek je wel een wenkbrauw op wanneer ze op pagina 101 kinderboekenschrijver Dolf Verroen citeert. ‘Ze hield enorm veel van haar kinderen en van [haar man] Dick,’ zei die over Thea Beckman (1923-2004). ‘Ik denk dat ze een ontzettend goed huwelijk hadden, ook seksueel. Ze was vurig, kon fel reageren. Er zat veel passie in haar. Dat kon ook niet anders met zulke dikke boeken: Thea was een hartstochtelijk schrijver.’

Pardon? Dikke boeken als indicator voor meer pret in bed?!

Dan rek je de logica wel érg ver op om een (liefdes)leven een smeuïg randje te geven, ben je geneigd te denken. Wat volgens sommigen ook wel nodig was.

‘Doe het niet. Ik zou er niet aan beginnen,’ luidden de eerste reacties op haar plan om een Beckmanbiografie te schrijven, noteert Vivian de Gier in het voorwoord van ‘Geef me de ruimte’. Zelfs Beckmans uitgever liet weten dat ‘Thea privé niet zo’n boeiend leven’ had, ‘een beetje saai zelfs’. En, nee, veel juice is er voor de sensatiebeluste lezer inderdaad niet bij Beckman te halen.

Lezers, jong en oud, bleven haar koesteren als een gedroomde geschiedenislerares én vertelster van spannende verhalen

Doorzonwoning

Met voornoemde Dick, voluit Dirk Hendrik Beckmann, die ze na bombardementen op Rotterdam leerde kennen (‘Hij was aannemer en toen ons huis in puin lag, bouwde hij de boel weer op’), trouwde ze op 11 juli 1945 en de twee bleven tot Dicks dood, 48 jaar later, bij elkaar. Het paar betrok in 1958 een doorzonwoning ‘in het weinig tot de verbeelding sprekende Bunnik’, nabij Utrecht, om er nooit meer weg te gaan. En naast haar huisgezin met drie kinderen draaide haar bestaan hoofdzakelijk om haar schrijfmachine; lang een antiek zwart model van Olympia, nooit iets moderners dan een wit elektrisch exemplaar.

‘Geen schandalen, geen uitspattingen, geen getroebleerde geest.’ Wel een broodnuchtere, wat hoekige vrouw met soms een wat scherp grumpy old lady-kantje.

Maar al schreef De Gier geen van onthullingen bolstaande op-het-puntje-van-je-stoel-biografie, ‘het eigenzinnige leven van Thea Beckman’ is boeiend en inspirerend genoeg. En het (her)lezen van het werk van ‘de koningin van de historische jeugdroman’ waartoe de biografie aanzet nog inspirerender.

Dat ze schrijver wilde worden (‘Of anders ontdekkingsreizigster’), wist de op 23 juli 1923 in Rotterdam geboren Theodora Petie als heel jong, toe ze nog Doortje of Dora werd genoemd. Maar die droom moest ze behoorlijk tegen de klippen op verwezenlijken.

Enig kind van kantoorbediende bij de Holland-Amerika Lijn Piet Petie en huisvrouw Anna van der Waarden was ze. Piet werd ‘omdat hij een aardig woordje vreemde talen sprak én een paar diploma’s op zak had’ de intellectueel van de familie genoemd. Anna werd door Beckman later goedkeurend omschreven als ‘een pittig wijffie’. Ze kreeg van hen een relatief vooruitstrevende opvoeding, maar voor een voor het huwelijk voorbestemd meisje werd doorleren überhaupt niet erg nodig geacht. Toen haar vader in de crisisjaren dertig zijn baan kwijtraakte, waren hbs en universiteit helemáál uitgesloten.

Stennis

Om een vak te leren werd Dora eerst naar de Industrieschool voor meisje gestuurd, wat geen succes werd: ‘Na drie, vier maanden kon ze nog geen naadje rechtstikken, had ze twee naaimachines vernield en ruzie gemaakt met alle leraressen, schreef ze later. “Ik heb een heleboel stennis gemaakt en ten slotte werd ik weggestuurd.” De ULO leidde vervolgens tot een reeks geestdodende kantoorbaantjes, waaraan met haar trouwen automatisch een eind kwam.

Het principe van dat laatste zal haar niet erg hebben gezind, net zo min als het feit dat ze als getrouwde vrouw officieel handelingsonbekwaam was geworden. Maar in de praktijk had het een even groot voordeel als haar nieuwe achternaam, die haar, één meter eenenvijftig kort, eindelijk verloste van flauwe grapjes over hoe ‘petite’ ze was.

‘Ik ben schrijver, hoor!’ had ze Dick bij diens aanzoek direct laten weten. ‘Soms zit ik urenlang alleen maar verhalen te schrijven. Dat moet je wel accepteren.’ En dat deed hij. (Curieuze tegeneis: ‘Hij wilde alleen trouwen als zij zou gaan roken,’ net als hij.)

Handelsmerk

Amusante passages zijn gewijd aan haar beginjaren, waarin ze alles aanpakte en probeerde. Van korte verhalen in het ‘licht erotische tijdschrift’ Pin Up Magazine en de Magriet tot een zesdelige journalistieke reportage over een toertocht met Dick dwars door Frankrijk voor het blad Motor, en van kinderboeken tot novellen en romans voor volwassenen.

In 1957 debuteerde ze als Thea Beckman, zonder de tweede ‘n’ omdat die volgens haar uitgever ‘vreselijk Duits’ was, met het kinderboek De ongelofelijke avonturen van Tim en Holderdebolder, een halfjaar later gevolgd door nogal drakerig klinkende roman-met-gewaagde-seksscènes Anjers voor Adèle (1958), al had die volgens De Gier ‘een spannende plot en een stoere, onafhankelijke jonge vrouw in de hoofdrol’. Haar grote doorbraak beleefde ze op haar vijftigste met Kruistocht in spijkerbroek (1973), waarna ze in het duizelingwekkend tempo van bijna een titel per jaar bleef publiceren. Veelal historische verhalen, een enkele keer een contemporaine roman als Mijn vader woont in Brazilië (1974) of een heuse futuristische trilogie.

Handelsmerk van de schrijver, die zich niet graag al te nadrukkelijk een feministe noemde maar wel actief lid van Dolle Mina was, werd het spreekwoordelijk geworden ‘Beckmanmeisje’: ‘een onafhankelijk en intelligent meisje dat niet op haar mondje is gevallen en over haar eigen leven wil beslissen’. Dat haar dromen blijft najagen, tegen de verdrukking in en ook bij tegenwind. Net zoals Beckman dat zelf deed, eigenlijk.

Want over succes en erkenning had ze niet te klagen. Bij leven werden er al 1,75 miljoen exemplaren van haar boeken verkocht, ze werd onderscheiden met onder meer Gouden en Zilveren Griffels en de Europese Prix de la Divulgation historique, en ze bleef tot het eind populair bij de Nederlandse Kinderjury. Maar naarmate vanaf begin jaren tachtig bij de beoordeling van jeugdboeken artistieke en literaire kwaliteiten belangrijker werden, wezen de critici steeds vaker op clichématig taalgebruik en een al te nadrukkelijk moraal. En toen ze (het enige relletje in haar lange loopbaan), na verschijnen van het kinderboekenweekgeschenk Het wonder van Frieswijck (1991) van racisme werd beschuldigd om hoe ze (door middeleeuwse ogen) de zwarte slaaf Danga had beschreven, werd ze door NRC-recensente Bregje Boonstra nogal vernietigend vrijgepleit met opmerking dat haar ‘hooguit te verwijten [viel] dat ze niet kon schrijven’.

Flauwekul natuurlijk, dat laatste. En lezers, jong en oud, bleven haar koesteren als een gedroomde geschiedenislerares én vertelster van spannende verhalen over heldinnen in wie ze zich konden herkennen of verplaatsen.

Thea Beckman leest voor uit eigen werk tijdens de Kinderboekenweek, 1991

Inspiratiebron

Over heldinnen gesproken: terwijl haar schrijversloopbaan net goed van de grond kwam, besloot Thea Beckman in 1971 daarnaast de schoolbanken weer in te gaan. Aan de Utrechtse Avondschool haalde ze alsnog haar atheneumdiploma, om vervolgens de studie sociale psychologie af te ronden met een doctoraalscriptie, ‘Ik wil iets opwindends beleven!’ over de invloed van jeugdliteratuur op het gedrag van jonge lezers.

Die bleek bescheiden, maar bepaald Beckmaniaans: ‘De enige rechtstreekse invloed die bij deze studie kon worden aangetoond was bij boeken waarin een assertief meisje de hoofdrol speelt. Daardoor lieten vooral meisjes zich beïnvloeden.’

Dat ze zelf niet lóúter tot girlpower-avant-la-lettre inspireerde, blijkt wanneer tegen het eind van ‘Geeft me de ruimte’ een hele reeks bewonderaars wordt aangehaald. Diederik Samson, die nadat hij op zijn veertiende Kinderen van Moeder Aarde (1985) las, ‘koos voor een leven in het teken van milieubescherming’. Abdelkader Benali en Simone van der Vlugt, die dankzij haar de pen oppakten. Journaliste Larissa Pans, wier studiekeuze ze mede bepaalde: ‘Ik denk dat zij hele generaties geschiedenisstudenten op haar geweten heeft!’ Of Bart van Loo, die haar trilogie over de Honderdjarige Oorlog zijn ‘eerste grote leeservaring’ noemde: ‘Dit was het Ware Leven: dikke boeken lezen die eeuwenoude gebeurtenissen nieuw leven inblazen, in de huid van iemand anders kruipen, trillen van emotie en spanning. En tegelijkertijd veel bijleren.’

Dat ware leven kwam dus uit een doorzonwoning in Bunnik. En het was allesbehalve saai. 

Vivian de Gier

‘Geef me de ruimte’ – Het eigenzinnige leven van Thea Beckman

(Uitgeverij Balans)

Beckman voor beginners

Bijna dertig kinder- en jeugdboeken publiceerde Thea Beckman, waarvan er opmerkelijk veel nog steeds leverbaar zijn. Jeugdsentiment voor velen, maar waar begin je als nieuwe lezer?

Het meest voor de hand liggende en waarschijnlijk beste startpunt blijft Kruistocht in spijkerbroek (1973), dat met inmiddels bijna honderd drukken en een miljoen verkochte exemplaren een everseller is. En terecht, want het verhaal van zestienjarige Dolf uit Amstelveen die in de ‘materie-transmitter’ van dr. Simiak regelrecht het jaar 1212 in wordt gekatapulteerd en daar door een rekenfout niet bij een Frans riddertoernooi maar in het Duitse Spiers én midden in een van de zogenoemde kinderkruistochten terechtkomt, is nog steeds een heerlijk avontuur. Onderweg naar Jeruzalem om de Saracenen te verjagen moet Dolf het hoofd bieden aan een roodvonkepidemie, beschuldigingen van hekserij en onbenul en snode plannen van volwassenen. De lezer wordt ook niet gespaard (Carolus!). En ondertussen is er steeds de spannende vraag: hoe komt Dolf ooit nog terug in de twintigste eeuw?

Het eerste echte ‘Beckmanmeisje’ vind je in Geef me de ruimte! (1976), waarin Marije Wartelsdochter (15) uit Brugge een gearrangeerd huwelijk met het akelige adellijke ventje Jan van Gouwe ontloopt door verkleed als jongen naar Frankrijk te vluchten. Daar ontmoet ze midden in de chaos van de Honderdjarige Oorlog de zachtaardige troubadour Berton de Fleur, met wie ze als Marie-Claire een rondtrekkend bestaan begint. Daarin komen onder meer een idyllische zomer in Mont Saint-Michel, veldslagen in het kielzog van partizanenleider Betrand du Guesclin en een confrontatie met haar verraderlijke bijna-echtgenoot voorbij. En dan moeten de vervolgdelen Triomf van de verschroeide aarde (1977) en Het rad van fortuin (1978) nog komen.

Voor wie een heel andere kant van Beckman wil ontdekken, is er tot slot die andere trilogie, de meeslepende Thulereeks, waarom ze naar verluidt zelf het liefst herinnerd wilde worden.

In het eerste deel, Kinderen van Moeder Aarde (1985) maken we kennis met de gemeenschap die zeshonderd jaar na een bijna allesvernietigende Derde Wereldoorlog leeft op het voormalige Groenland, dat inmiddels een mediterraan klimaat kent en volledig door vrouwen wordt geregeerd, met als staatshoofd Armina-Dottir, de Konega van Thule. De Thulenen leven in technologievrije harmonie met elkaar en de natuur, maar die harmonie wordt ruw verstoord door de komst van een oorlo… expeditieschip van de Badeners, een Europees volk waaronder mannelijke lompheid, hebzucht en veroveringsdrang nog alomtegenwoordig zijn.

Subtiel kun je de feministische boodschap misschien niet noemen. Maar de gedetailleerde manier waarop Beckman haar (semi)utopia uitwerkte, is indrukwekkend. En de stoere, zorgzame Inuitstrijdster Thura verovert niet alleen het hart van de verteller, Konegazoon Christian, maar ongetwijfeld ook die van de lezer.

de boekengids in je mailbox?