Dichter Joost Oomen is alomtegenwoordig als pleitbezorger van de poëzie. In zijn nieuwe roman geeft hij voor het eerst ruim baan aan zijn sociaal engagement. Het paradijs van slapen is te lezen als een aanklacht tegen het huidige euthanasiebeleid.

Het is een vruchtbare periode voor Joost Oomen. Hij toert nog tot eind december door het land met de voorstelling Lorca, die hij maakte met de Poezieboys en die vorig jaar op Oerol in première ging. Deze week verschijnt Oomens nieuwe roman getiteld Het paradijs van slapen. Op het Instagramaccount @poëzieiseendaad post hij samen met twee andere poëzieliefhebbers dagelijks gedichten die hen inspireren, en in het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant schrijft hij een wekelijkse column. Ook is hij regelmatig te horen als vaste invalcolumnist in het NPO Radio 1-programma De nieuws bv. En dan verwacht zijn vriendin Esther ook nog hun eerste kind, ergens met kerst.

‘Ja, het is veel tegelijk,’ zegt Oomen in een Amsterdams café. ‘Je moet wel, je zichtbaarheid is cruciaal, zeker als dichter. Maar volgend jaar, als de baby er is, zal het allemaal anders zijn.’

Sinds zijn debuut in 2011 profileerde Oomen zich vooral als grote promotor van de poëzie in brede zin, bijvoorbeeld met opvallende media-optredens (denk aan zijn overrompelende voordracht van het gedicht ‘Een blok cement op zolder vinden’ aan tafel bij een verbijsterde Humberto Tan) en met zijn theaterprogramma Alle dichters hebben gouden helikopters, waarin hij op aanstekelijke wijze de unieke kracht van de dichterlijke verbeelding demonstreerde. Maar door zijn wekelijkse krantencolumn ontwikkelde Oomen zich het afgelopen jaar ook als een stem in het maatschappelijke debat.

‘Door die column houd ik me meer dan vroeger bezig met de vraag hoe we sociale vooruitgang kunnen boeken. Er zijn zóveel zaken om je over op te winden. Dingen die beter kunnen. En moeten.’

‘Dat je niet zelf mag beslissen wanneer je in schoonheid wil overlijden, vind ik stom’

Joost Oomen

Voltooid leven

Dit sociale engagement vind je ook terug in Oomens nieuwe roman, die te lezen is als aanklacht tegen de bestaande euthanasiepraktijk. Het verhaal wordt verteld vanuit twee perspectieven: dat van de plusminus zeventigjarige Friese theatermaker Gerrit, en dat van euthanasiedokter Engel (what’s in a name). De Gerrit-episodes bestrijken vooral zijn studiejaren die hij in Groningen en Sneek doorbrengt, vergeefs verliefd op de ongrijpbare Saartje, die op haar beurt een verhouding krijgt met de stoere Douwe. Als Saartje ongewenst zwanger wordt van Douwe, helpt Gerrit haar bij de abortus. Daarna verdwijnt ze vele jaren uit beeld, tot Gerrit, intussen succesvol theatermaker, haar op Terschelling weer tegen het lijf loopt en er alsnog een kortstondige liefde opvlamt.

Behalve een hartroerend verhaal over liefde, jaloezie en kunst is Het paradijs van slapen ook een boek over eenzaamheid en dood. Want in het laatste deel van de roman heeft Gerrit besloten dat zijn leven voltooid is en verzoekt hij dokter Engel er een eind aan te maken. Vervolgens beschrijft Oomen met veel oog voor detail en gevoel voor nuance hoe deze arts een weloverwogen afweging moet maken tussen de wet, die zegt dat er sprake moet zijn van uitzichtloos lijden, en Gerrits expliciete wens in schoonheid te sterven.

‘Ik ben aan dit boek begonnen na een diepgaand gesprek met mijn vader, een cardioloog die na zijn pensioen euthanasie-arts is geworden. Hij ging van “zorgen dat mensen niet doodgaan” naar “zorgen dat mensen op een fijne manier doodgaan”. Dat fascineerde mij. Ik heb niet alleen veel geleerd van dat gesprek, maar ben ook gaan beseffen dat het in Nederland niet goed geregeld is. Sinds de kabinetten-Balkenende zijn er geen stappen voorwaarts meer gezet. Nu is het vooral de NSC die niet wil bewegen. Dat je niet zelf mag beslissen wanneer je in schoonheid wil overlijden, vind ik stom. Blijkbaar moet een mens eerst aftakelen voor hij dood mag. In gesprek met mijn vader werd ik steeds bozer. Ik voelde dat ik deze roman moest schrijven. Voor mij iets heel nieuws, want ik had nog nooit iets pleidooi-achtigs gemaakt.’

Toch is Het paradijs van slapen geen pamflettistisch boek geworden, maar een speelse roman met personages van vlees en bloed. De passages over de ontluikende verliefdheid van de onzekere Gerrit zijn bijzonder fijngevoelig beschreven, net als diens sluimerende jaloezie in de driehoeksverhouding met Saartje en Douwe. Door het schrijven van gedichten weet Gerrit die jaloezie te beteugelen. Schoonheid is een terugkerend thema bij Oomen. Kan het scheppen van schoonheid helpen om iets lelijks als jaloezie te verzachten?

‘Voor een puber of adolescent vast en zeker. Op die leeftijd heb ik ook veel gedichten geschreven omdat ik overstroomde van gevoelens. Zo werk ik nu niet meer. Tegenwoordig schrijf ik omdat ik iets wil onderzoeken. In mijn debuutroman Het Perenlied ging het ook al over schoonheid en extase, maar in een puur fictionele wereld. Dat was in zekere zin een veilig laboratorium waarin de schoonheid niet echt werd getest. Nu heb ik opnieuw fictie geschreven, maar in een realistische context en met een geëngageerde inzet. Waar Het Perenlied een literair experiment was, is mijn nieuwe roman ook een maatschappelijk experiment: laten we eens kijken of het denkbaar is dat iemands leven wordt beëindigd omdat hij het zelf als voltooid beschouwt.’

‘Ik hou me in mijn proza juist een beetje in. Mijn poëzie is veel raarder’

Joost Oomen

Stelling nemen

Wat is dat toch met Joost Oomen en ‘de schoonheid’? Ook in de theatervoorstelling over de fameuze Spaanse dichter en toneelschrijver Federico García Lorca, die hij samen met Poezieboys (zonder trema!) Jos Nargy en Joep Hendrikx maakte, gaat het daar veelvuldig over.

‘Het klopt dat ik als kunstenaar altijd streef naar het mooie, eerder dan het ware. Zowel in die voorstelling als in mijn poëzie en proza kom ik rücksichtslos op voor de schoonheid. García Lorca weigerde op een gegeven moment een petitie van de vakbond te ondertekenen voor ‘linkse kunst’. Kunstenaars zouden eigenlijk alleen nog kunst moeten maken in dienst van de revolutie, vonden de republikeinen. Lorca beschouwde zichzelf weliswaar als republikein maar hij wilde per se vrij zijn als kunstenaar. Dat vind ik een inspirerende grondhouding. Ook in deze tijd word je als kunstenaar vaak gepusht om stelling te nemen. Dat doe ik in deze roman ook, maar voor mij blijft de “boodschap” altijd ondergeschikt aan het kunstwerk.’

Als het over de schoonheid van een kunstwerk gaat, heb je het al snel over stijl. Kenmerkend stijlelement in Oomens werk is zijn eigenzinnige beeldspraak. De lezer moet niet vreemd opkijken van dekens die op de vloer liggen ‘als een dunne bokser’ of een grijze man die op ‘een boos potlood’ lijkt.

‘Vind je dat gek? Ik vind het hele logische beelden! Een scherpgeslepen, grijs potlood, dat is toch net een boos mannetje? Lijkt me overduidelijk. Nee, ik ga nooit opzettelijk iets raars bedenken, integendeel, ik hou me in mijn proza juist een beetje in. Mijn poëzie is veel raarder.’

Een terugkerend zinnetje in de roman luidt: ‘Als je het mij nu zou vragen, is dat het mooiste wat ik in mijn leven heb gezien.’ Het is verleidelijk om die vraag ook aan de auteur te stellen: wat is het mooiste dat hij in zijn leven heeft gezien? Voor het eerst in het gesprek valt Joost Oomen stil. Hij grijpt vertwijfeld in zijn wilde haardos. ‘Godsamme! Wat een vraag! Het klinkt algauw zo verschrikkelijk… zijig. Maar vooruit: ik was afgelopen zomer op festival Into the Great Wide Open op Vlieland, we hadden het hele weekend gefeest, Esther was er ook bij, zwanger en wel. Op zaterdagnacht ging het gerucht dat er zeevonk was. Weet je wat dat is? Dan gloeit de zee blauwig op door een bepaald soort alg. Toen zijn we midden in de nacht met een stel vrienden in ons nakie de zee in gegaan, zwemmen tussen de zeevonk. Dat was zoiets fantastisch, daar kan geen gedicht tegenop.’

Joost Oomen

Het paradijs van slapen

(Uitgeverij Querido)

de boekengids in je mailbox?