Robbert Welagen kreeg lymfeklierkanker en was een jaar lang ziek. Averij is een indringende getuigenis van een man die zich plotseling geconfronteerd ziet met een potentieel dodelijke ziekte. ‘Ik móést erover schrijven, dat wist ik.’

Robbert Welagen is alleen thuis als hij in de spiegel ineens een zwelling in zijn hals ontdekt. Op de allereerste pagina van Averij beschrijft hij hoe hij eraan voelt, nog eens kijkt. Hoe zijn hart sneller begint te kloppen, hoe hij probeert rustig adem te halen. Hoewel er op dat moment nog geen reden tot paniek is, wordt hij overvallen door de angst dat er iets mis is.

Nu, drie jaar later, weten we dat er inderdaad iets mis was. Die zwelling bleek lymfeklierkanker. Een jaar lang was hij ziek. ‘Ik heb er niet over geschreven, niet over gelezen. Helemaal niks. Dat kwam later pas. Een halfjaar nadat ik schoon was verklaard ben ik gaan schrijven.’

Na negen romans, de ene nog beter dan de andere, is Averij een boek dat zich lastig laat omschrijven. Is het een roman? Niet echt. Een memoir? Ook niet. Auto-fictie? Mwah. Gaat het over hemzelf? Ja, anders had hij het nooit kunnen schrijven.

‘Ik móest erover schrijven, dat wist ik. Het moest er gewoon uit. Al het verdriet, de paniek, de wanhoop, de nachtmerries. Ik voelde me heel desolaat, eenzaam. Maar ik dacht: ik kan het ook alleen voor mezelf opschrijven, niet voor anderen. Dan ga ik daarna gewoon aan mijn volgende boek werken. Ik wist echt niet of ik zo nodig een boek moest toevoegen aan de kankerbibliotheek. Tot het eind heb ik gedacht: niemand zit hierop te wachten.’

De heroïek waarmee het hebben van kanker veelal wordt omgeven, is Welagen volkomen vreemd

Dreiging

Boeken over dit onderwerp zijn er inderdaad meer dan genoeg. Het is alleen zelden echt geslaagde literatuur. Averij is dat wel. Robbert Welagen is namelijk een voortreffelijke schrijver, die als geen ander de kunst van het weglaten verstaat. Zo bleef een indringende getuigenis over van een man die zich op zijn veertigste plotseling geconfronteerd ziet met een potentieel dodelijke ziekte. Hij verliest zich niet in medische details over behandelingen en medicatie. ‘Mijn vriendin zei: niemand vindt dat interessant. Daar lees je geen roman voor. Je moet er boven gaan hangen en laten zien hoe het is om zo’n dreiging te voelen. Dáár gaat het om.’ In korte dialogen met diverse artsen beschrijft hij kernachtig de realiteit zoals een patiënt die ervaart. De onzekerheid, de angst, de vragen die je niet durft te stellen, en waarop je zelden een bevredigend antwoord krijgt als je ze uiteindelijk toch stelt. Maar Averij gaat ook over alles daaromheen: hoe hij een dure trui koopt die de zwelling in zijn hals bedekt, hoe hij ineens alleen nog maar die ene cd van de Beatles draait, doorlopend actiefilms met Bruce Willis en Tom Cruise kijkt, troost vindt in gitaarspelen.

Over de wachtkamer: Je vriendin bladert door een achtergelaten krant en je kijkt mee. Overdreven serieus bespreek je een artikel over het gevangenisstelsel van Equador.

Over de co-assistent die graag wil oefenen op halzen: De studente bakt er niks van. Het is alsof je in een taxi bent gestapt die een lesauto blijkt te zijn. Je zit met ontbloot bovenlichaam op de achterbank en aan het stuur zit een meisje dat haar eerste les krijgt.

Over een vriendin die vertelt over haar verbouwingsperikelen: Je luistert naar haar slechte ervaringen met een schilder. Je probeert je aandacht erbij te houden, maar het kost je moeite om je te concentreren op iets buiten jezelf. Het belang van plinten ontgaat je.

Welagen is een meester in dit soort droge observaties. De heroïek waarmee het hebben van kanker veelal wordt omgeven, is hem volkomen vreemd. Net als het bijbehorende jargon van vechten, winnen of verliezen.

Overgeleverd

‘Ik snap dat mensen graag willen denken dat je beter wordt als je maar hard genoeg vecht, maar ik heb geen seconde gevochten. Je bent gewoon overgeleverd, het is een hele kwetsbare situatie. Er wordt vaak over mij gezegd dat ik zo kalm en rustig ben, dat mijn boeken zo verstild zijn. Nou, ik kan je vertellen: ik ben helaas niet stoïcijns gebleven. Het is niet zo dat ik mezelf in dit boek lelijk heb neergezet, maar ik heb wel een kant van mezelf laten zien waar ik niet trots op ben. Een boek is juist de plek om te laten zien wat je in het dagelijks leven een beetje achterhoudt.’

Dat is precies de kracht van Averij, dat de man die ziek wordt geen held of heilige is, maar iemand die het advies om de komende tijd alleen aan zichzelf te denken (‘je mag egoïstisch zijn’) wel erg letterlijk neemt. Zoals wanneer zijn vriendin, die de hele dag heeft gewerkt terwijl hij naar Tom Cruise lag te kijken, in het keukenkastje kijkt en voorstelt couscous met groente te eten.

Vanaf de bank zeg je: ‘Ik heb meer zin in iets machtigs. Spaghetti bolognese.’

Ze blijft naar de inhoud van het kastje kijken. ‘We eten de laatste tijd al zo vaak machtig en vet.’

‘Ja, dat heb ik nodig.’

‘Ik wil ook wel eens iets lichts eten. Gewoon een keer.’

‘Ik moet op gewicht blijven. Dat heeft de arts toch echt gezegd.’

Je kijkt naar haar zwijgende rug. ‘Spaghetti dus.’ Met een bonk zet ze een pot met rode saus op het aanrecht.

'Door die vorm gebeurt er iets, ik vond dat er een soort glans over de tekst kwam'

Robbert Welagen

Afstand

‘Het gaat ook over de onsympathieke dingen die je doet’, zegt Welagen. ‘Dat het een beetje scheef gaat groeien binnen de relatie. Je reageert allebei anders op zo’n gebeurtenis, dus je kunt elkaar een beetje kwijtraken. Ik heb daarnaast bewust dat schurende opgezocht. Dat iemand vraagt: in wat voor stadium zit je eigenlijk? Zelf vond ik dat niet erg, maar ik weet dat andere mensen dat een vreselijke vraag vonden om te krijgen. Zo krijg je allerlei vragen naar je hoofd geslingerd waarvan mensen niet doorhebben hoe hard ze binnenkomen. Een vriend die een paar maanden na de laatste chemo zei: “Goh, ben je er nou nog steeds mee bezig?” Of iemand anders die zei: “Chemo, dat is gewoon puur gif!” Jezus man, ik moet er nog aan beginnen! Kun je niet even iets anders zeggen?’

Om enige afstand te creëren koos hij voor de ongebruikelijke je-vorm. ‘Daardoor leek het alsof het niet mezelf aangaat, maar iemand anders. Het riep net wat meer afstand op, dat maakte het schrijven makkelijker. Als lezer word je misschien ook iets meer aangesproken, alsof het ook over jou zou kunnen gaan. Er zit een vervreemdend effect in. Door die vorm gebeurt er iets, ik vond dat er een soort glans over de tekst kwam.’

Op de vraag of hij het zelf een geslaagd boek vindt, volgt het antwoord snel. ‘Dat weet ik nooit.’ En op de vraag of hij ondanks alles toch enig plezier aan het schrijven heeft beleefd, antwoordt hij even stellig: ‘Nee, ik heb er weinig plezier aan beleefd. Dat is toch te mooi, denk ik. Maar tijdens de eerste chemokuur, toen ik me ontzettend naar en klote voelde, dacht ik ineens terug aan het bandje waarin ik speelde toen ik vijftien was. Mijn brein toverde een fijn moment uit mijn vroegere leven tevoorschijn waardoor ik kalmer werd. Toen ik dat opschreef, vond ik dat eigenlijk wel heel mooi, dat het brein zo werkt en dat je jezelf dus kunt troosten.’

Robbert Welagen is op 22 september te gast bij Lotje IJzermans in VPRO Boeken

Robbert Welagen
Averij 

(Nijgh & Van Ditmar)

de boekengids in je mailbox?