Heeft de natuur rechten of zou ze die moeten krijgen? Deze vraag is steeds vaker onderwerp van gesprek. Op uiteenlopende plekken zijn bossen, rivieren en dieren de afgelopen jaren aangewezen als rechtspersonen. Zo kende Nieuw-Zeeland vorig jaar als eerste land ter wereld een rivier dezelfde rechten toe als de mens. Ook dichter bij huis wint de natuur (juridisch) terrein. De gemeenteraad van Eijsden-Margraten nam in 2023, als eerste Nederlandse gemeente, een motie aan die de natuur aan een voogd moet helpen die opkomt voor haar belangen. Maar hoe werkt zoiets in de praktijk?
Misschien met een open sollicitatie, dacht schrijver, ontdekkingsreiziger en bioloog Arita Baaijens (1956). Deze week verschijnt haar nieuwe boek In gesprek met de Noordzee, waarin zij verslag doet van haar poging om, met instemming van de zee, ‘spreker voor al het leven in zee’ te worden. ‘We zijn inmiddels een paar maanden verder en eerlijk gezegd betwijfel ik of U wel zit te wachten op een landrot die de zee in bescherming wil nemen tegen uitbuiting en exploitatie,’ schrijft ze in een openingsbrief aan de Noordzee. Wat volgt is een aanstekelijk, prikkelend verslag van het jaar dat de auteur zichzelf gunde voor haar bijzondere missie.
Gedreven door ‘de rode draad die alles wat mij blijkbaar drijft aaneenrijgt: het omverhalen van de schutting tussen ons en de wereld’, zoekt Baaijens in binnen- en buitenland naar een taal en manier om Noordzee beter te verstaan. Ze hoopt bestuurders en beleidsmakers te bewegen hun bazige houding ten opzichte van de natuur te laten varen en niet langer over haar te beslissen zonder haar te vragen: wat wil jij? Van enige hulp is het taalalgoritme dat Baaijens liet ontwikkelen om namens de zee te spreken. Algauw blijkt dat slimme software niet volstaat om haar mysterieuze aard te doorgronden. Op de vraag: ‘Beste zee, heb je last van ons?’ antwoordt ze niets en veelzeggend tegelijk: ‘Mensen zeggen “ik ben” terwijl het niet is.’
Naast de zee zelf, raadpleegt Baaijens ook kunstenaars, onderzoekers, surfers en andere ‘zeedeskundigen’. Het brengt haar onder meer naar Noorwegen waar ze, in een ontroerende kippenvelscène, oog in oog komt te drijven met een bultrugwalvis. De ontmoeting ontsluiert de kern van haar queeste, die ten diepste een verlangen naar verwantschap blijkt te zijn. ‘De walvis, dat ben ik. De zee, dat zijn wij,’ concludeert ze. ‘Het aanknopen van relaties en in andere levensvormen lotgenoten zien, dat is wat deze tijd van ons vraagt.’ Als lezer denk je na de laatste bladzijde: laat Baaijens meer en dieper in deze materie duiken. Vanmiddag maakt ze een begin, bij VPRO Boeken.