Drie manshoge beelden van mythische figuren – uit hout gesneden en deels beschilderd – worden in een Parijs museum uiterst zorgvuldig met kettingen in transportkisten getakeld. Het eerste beeld is half mens, half vogel, het tweede half mens, half leeuw, en het derde half mens, half haai. Het zijn imposante sculpturen van drie negentiende-eeuwse Afrikaanse koningen: respectievelijk Ghezo, zijn zoon en opvolger Glèlè en de daaropvolgende koning, Béhanzin. In 1892 werden de standbeelden buitgemaakt door Franse koloniale troepen bij de inval in het Afrikaanse koninkrijk Dahomey en vervolgens naar Parijs verscheept. In november 2021 keerden ze na 130 jaar gevangenschap terug naar wat nu de Republiek Benin is.
Hoe zal de thuiskomst verlopen? In wat voor land keren de koningsbeelden eigenlijk terug? Kent het volk hen nog wel? Welke betekenis hebben ze en wat is hun culturele plek in het huidige Benin? Is de historische teruggave van roofkunst reden tot feest? Of is het opnieuw een schoffering omdat de oud-kolonisator van de duizenden geroofde kunststukken er maar 26 teruggeeft?
Daarover – en over nog veel meer – gaat Dahomey, het bevlogen, poëtische en soms ook magisch-realistische verslag dat de Frans-Senegalese regisseur Mati Diop maakte van de gebeurtenis. In Berlijn werd haar creatieve, ontregelende documentaire onderscheiden met de Gouden Beer. Het is pas de tweede lange film van de even kunstzinnige als geëngageerde Diop, die voor haar enigmatische speelfilmdebuut Atlantique (Senegal, 2019) – over jongelui die vanaf het strand van Dakar de oversteek naar Europa maken – eerder de Grand Prix in Cannes kreeg.
Diop laat Dahomey beginnen in het kelderdepot van het volkenkundig museum in Parijs (Musée du quai Branly), pal naast de Eiffeltoren, waar de Afrikaanse kunststukken worden ingepakt voor transport. Ze filmt de officiële thuiskomst en ontvangst in Cotonou en volgt de nieuwsgierige en emotionele blikken van de lokale bevolking, die de werken voor het eerst bekijkt. Maar het hoogtepunt van de film is een bewogen discussie over de betekenis van de terugkeer van de kunstwerken tussen studenten en docenten aan Université d'Abomey-Calavi. Ondertussen horen we de fictieve stem van het beeld van koning Ghezo, die zich afvraagt wat hem allemaal overkomt.
Over Dahomey spreken we Diop half november in de in koloniale grandeur ingerichte ‘prinsenkamer’ van een Amsterdams hotel, waar zij vanwege de IDFA-première van haar documentaire verblijft.
Hoe is er sinds de première in Berlijn op Dahomey gereageerd?
Mati Diop: ‘Veel mensen waren ontdaan en gedesoriënteerd. Van een in Afrika gedraaide film over de teruggave van koloniale roofkunst wordt vaak verwacht dat hij politiek is en dus noodzakelijkerwijs ook een agressieve toon heeft, de feiten verdraait en frontaal de aanval opent. Mijn insteek is daarentegen filosofisch en poëtisch. Ik heb geen antwoorden, ik ben geïnteresseerd in het stellen van vragen. Poëzie wordt vaak weggezet als iets wat van de realiteit losgezongen is, maar het tegendeel is waar. Poëzie is een poort om op een veel wezenlijkere manier tot de realiteit door te dringen.’