Hij leek op het eerste gezicht niet zo moeilijk, maar o, o, o, wat beten de deelnemers zich stuk op De Grote Literaire Boekenweekquiz die Marita en Alma Mathijsen hadden samengesteld. Het regende zowel klachten als complimenten over de moeilijkheidsgraad. Marian Smit vond het ‘deze keer soms echt niet leuk meer’. Vooral vraag 21, over waarom Mulisch de oorspronkelijke titel van De aanslag veranderde, dreef haar tot waanzin. ‘Ik had al snel de connectie met Stoker gevonden, maar hier claimde Mulisch de titel en niet HBC, dus ik ben doorgegaan met zoeken, YouTube-filmpjes bekijken, Mulisch tapes beluisteren, boeken uit de UB doorploeteren, en ga zo maar door, maar nergens vond ik ook maar enige verwijzing naar een van de andere antwoorden, vandaar toch maar voor HBC gekozen.’
Marian was bepaald niet de enige die moeite had met deze vraag. Ook Wim Veerman brak zijn hoofd erover. ‘Ik weet inmiddels dat professor Mathijsen meer wist van Harry Mulisch dan Harry Mulisch zelf, en ikzelf nu óók meer van hem weet dan ik ooit had willen weten. (…) De reden waarom de titel van het oorspronkelijke As gewijzigd is nadat de dummy naar de boekhandels gestuurd was is niet door mij achterhaald, dát het gebeurd is wordt vaak vermeld, waarom niet ...
Meer dan een educated guess kan ik er niet van maken; het lijkt mij uiterst onwaarschijnlijk dat een uitgeverij een titel als dummy uitbrengt om er vervolgens op terug te komen omdat de titel te morbide zou zijn (nou volgde juist rond die periode de uitgevers elkaar snel op: Lubberhuizen, Witteman en Hamming) dus het is niet onmogelijk dat die er een andere kijk op hadden maar onwaarschijnlijk blijft het. Tja, als geboren en getogen Amsterdammer ken ik vullis/vulles als vuilnis maar as is verbrande turf, en geen afval, wellicht heeft de Haarlemmer Mulisch zich wat op de mouw laten spelden? Hugo Brandt Corstius heeft onder zijn naam noch onder die van een van zijn vele pseudoniemen ooit een werk gepubliceerd met As in de titel en refereert er ook niet aan in zijn bespreking van De aanslag. Ergo: óók een onwaarschijnlijke optie.’
De educated guess kwam vaker voorbij, ook bij andere vragen. Marcel Feenstra maakte de quiz dit jaar op Bonaire, ‘dus een enkele (hopelijk: educated) guess was onvermijdelijk; het huis van de familie Debrot te Kralendijk heb ik uiteraard bewonderd, maar ik geloof toch niet dat Cola de persoon op de jeugdfoto van vraag 29 is!’
Adri Altink dacht de meeste vragen correct te hebben beantwoord. ‘Hopelijk geldt dat ook voor de twee antwoorden die gebaseerd zijn op een educated guess, want een bron kon ik niet vinden. Jammer dat bij de uitslag nooit vindplaatsen worden vermeld. Daar ben ik wel eens benieuwd naar.’
En daarin was Adri ook weer niet de enige. Christa Fontijn had er dit jaar ook een hele kluif aan. ‘Compliment voor de moeilijkheidsgraad. De vragen over de boeken waren op één na wel op te lossen. (…) Maar de vragen over schrijvers waren erg lastig. Zo had ik graag mevrouw Elisabeth Couperus-Baud een schrijfmachine gegund. Ze maakte immers alle geschriften van Louis persklaar in haar keurige handschrift. Maar die kwam het huis niet in, een telefoon was al erg genoeg. Tenminste zo reageert een personage dat wel heel veel van Couperus weg heeft. Dat gaf me veel keuzestress: Couperus met zijn zorgzame echtgenote of Mulisch die wel een schrijfmachine en later een computer heeft en voorgeeft zijn eigen manuscripten uit te tikken.
En zo bleef het gissen bij vragen over schrijvers. Het maakt me erg benieuwd naar de bronnen.’
Veel verzoeken ditmaal, om vindplaatsen en bronnen prijs te geven. Daarom hebben we Marita Mathijsen om toelichting gevraagd.