In het titelverhaal van Manon Uphoffs nieuwe verhalenbundel Laat me binnen zwerft een jonge moeder rondom haar eigen woning, een torenflat. Geplaagd door een pijnlijk verleden heeft ze zichzelf buitengesloten van haar eigen leven. Vanuit de bosjes, waar ze seks heeft met wildvreemden, beziet ze haar partner, hij staat voor het raam, hun kind (‘het kleineding’) in zijn armen. Uphoff leidt in: ‘Dit is een verhaal over een jonge vrouw die zich bevond aan de buitenkant, aan de rand. Ja, ze bevond zich daar, en dat was altijd al zo geweest.’ Het zijn beginzinnen die een schaduw werpen over het verhaal en waarvan de betekenis pas goed tot je doordringt na het lezen, als je alweer bent gegrepen door het volgende verhaal.
Uphoff, op zondag 26 januari samen met Ingmar Heytze te gast in VPRO Boeken, is er een meester in: verhalen die de lezer niet zomaar laten wegkomen, die lang nasmeulen en steeds opnieuw ontvlammen. Kauwen zul je, op personages en werelden die laag over laag over laag zijn opgebouwd, maar zich nooit eenduidig aan je openbaren.