Het Engelse woord voor figurant is extra, een vertaling die mooi de lading dekt van de manier waarop figuranten vaak worden beschouwd en behandeld in de filmwereld. Op de set krijgen ze meestal koud en veel minder lekker eten dan de rest van de cast en crew. Ze werken bijna altijd vrijwillig of voor een habbekrats. En de taak die figuranten krijgen is vaak precies tegengesteld aan die van de acteurs: probeer zo min mogelijk op te vallen.
Het is natuurlijk logisch dat een regisseur – zeg, een Martin Scorsese – zich meer bekommert om hoe Leonardo DiCaprio zijn rol vertolkt dan dat hij zich druk maakt om de achtergrondacteurs, die vaak toch maar luttele seconden te zien zijn in de uiteindelijke film. Evengoed is het te begrijpen dat ze veel minder betaald krijgen dan de acteurs. Toch mag de rol van de figurant zeker niet worden onderschat.
Een regisseur die de functie uiterst serieus nam was Stanley Kubrick. De Amerikaanse cineast stond bekend om zijn perfectionisme. Dus ook de figuranten in zijn films moesten precies doen wat hij voor ogen had. Een van de scènes uit Kubricks Spartacus (1960) speelt zich af op een slagveld, waar meer dan honderd figuranten een groep gesneuvelde soldaten spelen. Ieder van hen kreeg een klein wit bordje met daarop een nummer, zodat Kubrick op afstand extra aanwijzingen kon geven aan ieder van hen afzonderlijk.