‘Weet je wat het Cayugaanse woord voor tante, ‘kno:ha:ah’, letterlijk betekent?’ vraagt de dertienjarige Roki (Isabel Deroy-Olson) aan haar tante Jax (Lily Gladstone). De twee behoren tot de Seneca-Cayuga, een oorspronkelijke bevolkingsgroep van Noord-Amerika. Ze zijn op de vlucht voor de kinderbescherming, die Roki van Jax wil afnemen vanwege haar criminele verleden. Tegelijkertijd zijn ze op zoek naar hun vermiste zus en moeder, Tawi.
Het woord blijkt ‘kleine moeder’ te betekenen. En dat probeert Jax ook te zijn voor Roki, ondanks alle problemen waar ze mee te maken krijgt. Mooi natuurlijk, maar deze kleine taalles in Fancy Dance dient nog een ander doel dan alleen het benadrukken van de hechte familiebanden in deze gemeenschap. De term houdt namelijk de cultuur van de Seneca-Cayuga in stand.
En dat is wat de Amerikaanse filmmaker Erica Tremblay, ook afkomstig uit de oorspronkelijke bevolking, met haar speelfilmdebuut probeert te doen. Hoewel Fancy Dance gaat over moeilijkheden waarmee de oorspronkelijke bevolking te maken heeft, is de film vooral een viering van de cultuur.
Dat blijkt bijvoorbeeld uit het gebruik van het Cayuga door onder andere Roki en Jax. Er zijn minder dan twintig mensen die de oorspronkelijke taal als moedertaal hebben. Officieel is het Cayuga dan ook uitgestorven verklaard. Tremblay heeft zelf jarenlang taalcursussen gevolgd om de taal onder de knie te krijgen; voor haar film schakelde ze een expert in om de acteurs les te geven. Maar in haar film stelt Tremblay zich een gemeenschap voor waarbinnen Cayuga springlevend is.