De Cars-serie, Monsters University, The Good Dinosaur. Animatiestudio Pixar heeft heus wel wat matige films gemaakt, maar die zijn vooralsnog op één hand te tellen. En er staat een veel groter aantal juweeltjes tegenover. De vier Toy Story-films, Finding Nemo, The Incredibles, Ratatouille, Wall-E, Inside Out. Op creatief (en vaak ook financieel) gebied weet Pixar concurrerende filmmaatschappijen nu al 25 jaar lang keer op keer te overtreffen. Hoe krijgt het bedrijf dat toch voor elkaar?
In het boek The Pixar Touch uit 2009 doet journalist David A. Price een doorwrochte poging het geheim van Pixar te ontrafelen. Zijn reconstructie van de oprichting en vroege successen van het bedrijf leest zelf als een typisch Pixarverhaal: een groepje buitenbeentjes jaagt een schijnbaar onmogelijke droom na, trotseert het ene na het andere obstakel en overwint ten slotte glorieus.
Het avontuur begint halverwege de jaren zestig in Utah, of all places. Daar is de jonge mormoon Ed Catmull na een tweejarige zendingsreis begonnen aan de dan net opgerichte opleiding informatica. Catmull droomt al zijn hele leven van een carrière als tekenfilmmaker bij Walt Disney, maar beschikt tot zijn verdriet over te weinig tekentalent. Op de universiteit ontdekt hij echter dat je met een computer ook animatiefilms kan maken – theoretisch althans, in een verre toekomst; op dat moment valt er nog niet eens een fatsoenlijk plaatje op een scherm te toveren. Zijn medestudenten verklaren hem voor gek, maar Catmull is vastberaden: ooit zal hij computerfilms van Disneykwaliteit maken, al moet hij alle hard- en software er persoonlijk voor ontwikkelen.