Een intelligentere versie van Downton Abbey – zo werd de vijfdelige miniserie Parade’s End, die in 2012 uitkwam, wel omschreven. Een historisch drama dus, over de elite van het edwardiaanse Engeland en haar mores en intriges, maar subtieler en minder zoet van toon dan sommige genregenoten. Uiteindelijk stijgt het verhaal boven de affaires en schandalen uit en zien we – vanuit het perspectief van een tragische driehoeksverhouding – vooral hoe the Great War de aristocratische bovenlaag uiteenscheurt.
Regisseur Tom Stoppard, die vaker literatuur naar televisie (en toneel) vertaalde, baseerde Parade’s End op de gelijknamige vierdelige romanklassieker die Ford Madox Ford tussen 1924 en 1928 schreef. Geen eenvoudige taak; Fords vuistdikke modernistische hoogstandje barst van de langgerekte stream-of-consciousness-monologen en gaat meer over de psychologische en maatschappelijke effecten van de Eerste Wereldoorlog op de Britse bovenklasse dan over bommen en granaten. Het resultaat is meeslepend en doet tegelijkertijd weinig af aan de complexiteit van het boek, al moet de kijker er wel wat moeite voor doen.