HBO-serie The Last of Us stond eigenlijk nog voor de eerste aflevering met 2-0 achter. De serie is een bewerking van een uiterst geliefde videogame uit 2013, en laten we eerlijk zijn: gameverfilmingen zijn doorgaans volstrekt overbodig, of hooguit acceptabel. Videogames lijken zich slecht te lenen voor verfilming, omdat de makers tegelijkertijd fans van de game tevreden moeten houden én een nieuw (kijkers)publiek moeten aanboren. Het blijkt meestal een onmogelijke balanceeract, met als resultaat een halfbakken eindproduct waarover niemand echt tevreden kan zijn.
Er waren dan ook weinig redenen om aan te nemen dat deze verfilming wél zou slagen. The Last of Us is door het sterke, gelaagde verhaal weliswaar een van de meest gewaardeerde games ooit, maar ook een goed verhaal maakt lang niet altijd een goede verfilming. En dan is er nog een tweede pijnpunt, want het verhaal speelt zich ook nog eens af in een postapocalyptische wereld, en met die verhalen werden we de afgelopen jaren al behoorlijk doodgegooid. Soms waren er sublieme uitschieters (denk aan Station Eleven), maar meestal zijn die films en series toch vooral meer van hetzelfde. Zelfs een apocalyps gaat uiteindelijk vervelen.
Toch zijn de wonderen de wereld nog niet uit, want The Last of Us maakt de 2-0 achterstand op geniale wijze ongedaan. Van een halfbakken compromis is hier geen sprake: showrunners Neil Druckmann (het creatieve brein achter de game) en Craig Mazin (die eerder de voortreffelijke miniserie Chernobyl maakte), hebben van The Last of Us een intrigerende en overdonderende serie gemaakt, die alle eerdere gameverfilmingen eigenlijk direct overbodig maakt.