Post-’65-expert Anita Blom voorziet de verhalen – enigszins obligaat – telkens van de nodige context. Zij noemt de jaren na 1965 een periode van verandering en bezinning, met een groeiende aandacht voor het milieu. De gebouwde omgeving uit die tijd ziet er niet bepaald aantrekkelijk uit, maar daarom moeten we er volgens Blom ‘beter naar leren kijken’. Die bloemkoolwijken met hun woonerven en kleine, kronkelige weggetjes ogen nu misschien wat saai en truttig, maar het zijn ook verborgen parels waar veel mensen met plezier wonen. We zouden ze best in ons erfgoed mogen opnemen.
Wat ooit mooi was kan dus lelijk worden en vervolgens ook weer mooi, omdat we er een andere waarde aan gaan toekennen. Misschien zijn ideeën over schoonheid of persoonlijke voorkeuren helemaal niet relevant als we architectuur beoordelen in het kader van erfgoed. Zo worden er sinds de komst van windturbines bijvoorbeeld veel discussies over deze energieopwekkers gevoerd, wat een reden kan zijn om te pleiten voor een erfgoedstatus in Nederland. ‘Het feit dat we ons er zo ontzettend druk om maken bevestigt voor mij dat ze belangrijk worden. Daardoor zullen mensen ze zich blijven herinneren,’ stelt windenergiepionier Chris Westra in de podcast.
Het stadhuis in Terneuzen mag inmiddels van 69 procent van de inwoners best een rijksmonument worden, zo bleek uit een recente enquête. Dat de waardering voor het gebouw stijgt is deels te danken aan dat T-shirt van Martjan Kuit, die misschien wel het beste samenvat hoe we potentieel erfgoed zouden moeten benaderen. ‘Ik probeer me net zo lang in een gebouw te verdiepen tot er iets moois in te zien is. Elk gebouw is er gekomen, er hebben veel mensen aan gewerkt en dus verdienen ze aandacht en liefde.’