In 2012 werden zeven wereldberoemde schilderijen ontvreemd uit de Kunsthal Rotterdam. De buit was miljoenen waard, maar hoe verkoop je een Picasso of een Monet? Kunstdetective Arthur Brand is een van de mensen die zich over deze zaak buigt in Kunstroof. ‘Vergeet alle films die je hebt gezien.’

Spectaculair! Opzienbarend! Als het om verslaggeving van diefstal op hoog niveau gaat – denk prijzige buit, vernuftige werkwijze – zijn de ronkende adjectieven niet van de lucht. True crime spreekt tot de verbeelding, zeker als er geen druppel bloed vloeit, al blijft de ideale misdaad voor de meesten van ons gelukkig een gedachte-experiment. Wat de film Kunstroof van Jorien van Nes, met de veelzeggende Engelse titel The Art of Stealing, meteen fascinerend maakt, is de klungeligheid van de in Rotterdam verzeild geraakte Roemeense kunstdieven. Ze tikken willekeurig ‘museum’ in op Google en bedenken niet eerder dan voor de deur van het Natuurhistorisch Museum dat een skelet van een zeldzaam dood dier misschien toch niet de gedroomde vangst is.

De kraak zelf is evenmin een krachttoer. In elk geval biedt de metalen branddeur van de naastgelegen Kunsthal waardoor ze enige tijd later binnensluipen nauwelijks weerstand. Voormalig meesterdief Octave Durham – ook wel bekend als Okkie, de man die in 2002 twee Van Goghs uit het Van Gogh Museum stal – was er destijds uit pure nieuwsgierigheid poolshoogte gaan nemen. Hij zegt in de film: ‘Weet je wat beter beveiligd is? Gewoon, een kledingwinkel in de stad. Tip de Bruin neem ik altijd maar als voorbeeld. Dat is beter beveiligd dan een museum, echt waar. Die gasten hebben dat gezien, die hebben hun ogen niet geloofd.’

‘De kans dat zo’n schilderij onder het bed van de dief vandaan komt is nihil’

Arthur Brand

Dieven die geen idee hadden, een beveiliging van likmevestje en de jubileumtentoonstelling Avant-gardes, die ettelijke paradepaardjes uit de kunstgeschiedenis bijeenbracht: zie daar een paar gouden basisingrediënten van de kunstroof die op 16 oktober 2012 onmiddellijk wereldnieuws werd. Van Nes reconstrueerde de gebeurtenissen nauwgezet in een geslaagde hybride vorm aan de hand van archiefbeelden, mooi geacteerde scènes op basis van de echte politieverhoren en interviews met betrokkenen. Met zeven schilderijen, geselecteerd op hun handzame afmetingen, staan de Roemenen die dinsdagochtend binnen drie minuten weer buiten: een Picasso, twee Monets, een Freud, een Matisse, een Gauguin en een Meijer de Haan.

Geduld

‘Ik werd die ochtend direct al gebeld door de politie,’ zegt kunstdetective Arthur Brand, die twee jaar lang door de camera van Jorien van Nes werd gevolgd. ‘Dat het goed was als ik het Journaal in de gaten zou houden. Ja, dan schrik je wel.’ Samen met Octave Durham vertolkt hij in het koor van geïnterviewden de stem van insider. Beiden kennen de weg in de miljardenwereld van de gestolen kunst, ‘de meest schimmige wereld die er is’, aldus Durham in Kunstroof.

Brands staat van dienst is niet misselijk, weten ook de trouwe kijkers van Omroep Max, die in 2018 en 2020 De kunstdetective uitzond. Zo was hij betrokken bij de vondst in 2015 van de – verloren gewaande – bronzen paarden die ooit voor Hitlers rijkskanselarij stonden. In datzelfde jaar kreeg hij een tip over een in Frankrijk uit een jacht gestolen Picasso, die hij vier jaar later eigenhandig kon retourneren aan de eigenaar, een sjeik. Hij vloog op verzoek van het Westfries Museum naar Oekraïne om daar met de geheime dienst te onderhandelen over de teruggave van (een deel van) de 24 merendeels zeventiende-eeuwse schilderijen en verscheidene zilveren voorwerpen die in 2005 uit het museum waren gestolen. En vorig jaar speelde hij een rol in de teruggave van Van Goghs Lentetuin, de pastorietuin te Nuenen, die in 2020 uit Singer Laren was ontvreemd. Het is maar een greep uit een succesrepertoire dat diverse kunsthistorische genres omvat.

Arthur Brand

De politie belt jou onmiddellijk bij een kunstroof?

Arthur Brand: ‘Zo moet je dat niet zien. Ik herinner me dat ik die ochtend van de Kunsthalroof werd gebeld door de Nederlandse kunstpolitie [Team Kunstcriminaliteit van de Nationale Politie, red.], niet door de Rotterdamse recherche die het onderzoek deed. De kunstpolitie is een klein groepje van drie, vier mensen die ik intussen goed ken. Het was nog in het begin van mijn carrière. Ze belden om te polsen: wat is jouw eerste reactie? En dan gaan natuurlijk de voelsprieten uit. Maar het gebeurt ook wel dat de politiemensen die zo’n zaak draaien mij bellen op hun aanraden. Dan geef ik die mensen bij wijze van spreken een minicursus. Vaak hebben ze nooit eerder te maken gehad met kunstdiefstal. Ik zeg altijd: vergeet alle films die je hebt gezien. Hier zit geen gentleman-dief à la Sean Connery achter, je hebt te maken met hardcore criminelen. Voor de goede orde: bij de Kunsthalroof ben ik pas later betrokken geraakt.’

Wat is je voornaamste les als ze je bellen?

‘Ik zeg altijd: de dief vinden gaat nog wel lukken, maar dan begint het pas. Het is een kwestie van langdurig schaduwen en rechercheren en veel geduld. De kans dat zo’n schilderij vanachter een muur of onder het bed van de dief vandaan komt is nihil. Dat is allang in andere handen overgegaan en soms al wel vijf keer van eigenaar gewisseld.’

Dr. No

Als Kunstroof iets duidelijk maakt, dan is het dat je met gestolen kunst, ook als die een slordige achttien miljoen waard is, behoorlijk in je maag kunt zitten als boef. Brand is de eerste om dat te beamen. Hij staat meteen klaar om ‘de mythe van Dr. No’ te ontzenuwen, refererend aan de Bondfilm uit 1962, waarin de makers een Goyaschilderij als opzichtig showpiece in het onderkomen van de bad guy etaleren – een tongue-in-cheekverwijzing naar een toen spraakmakende schilderijroof uit de National Gallery in Londen.

‘Ik ben niet bedreigend, ik ben hooguit een steentje in de schoen’

‘Een Dr. No bestaat niet. Niemand wil zijn vingers branden aan een Picasso of een Monet, je kunt er niks mee, ze zijn onverkoopbaar. Als zulke jongens daarachter komen, bestaat de kans dat ze de buit vernietigen – wat in het geval van de Roemenen is gebeurd, althans dat zeggen ze. De enige manier om kunst in het criminele circuit te gelde te maken, is als ruilmiddel of als onderpand bij een drugsdeal of een schuld. De tijd dat ze een topschilderij kwijt konden bij zware criminelen als ruilwaar voor strafvermindering, zoals Okkie heeft gedaan met de Van Goghs bij maffiabaas Raffaele Imperiale, is ook wel voorbij. In elk geval in Nederland, dat is afgelopen. Je moet de kat natuurlijk niet op het spek binden. En als ze worden gepakt, krijgen ze ook nog eens een vordering van heb ik jou daar aan hun broek. Ik zeg altijd: begin er niet aan, blijf ervan af. Maar ja…’

Je bent tegenwoordig toch dikke vrienden met Okkie?

‘Hij was altijd mijn aartsvijand. Een beetje zoals Ajax en Feyenoord – je speelt wel allebei in de Champions League. We hadden elkaar al een paar keer gesproken en toen stond hij ineens voor mijn deur. Ik dacht: wat krijgen we nou? Ik drukte op de knop van de intercom, maar er kwam niemand boven. Wat bleek? Hij was het slot van mijn voordeur aan het inspecteren. “Toch eens kijken of je wel goed beveiligd bent. Als ik je kan helpen.” Ik zei: “Nou, graag.” Hij was gestopt, hij had er geen zin meer in. Hoe ik dat zo zeker weet? Af en toe zitten we samen op een terras in Amsterdam en dan komt de halve onderwereld langs. “Wat denk je?” zegt hij dan. “Zou ik met jou hier gaan zitten als ik nog actief was? Ik zou mijn leven niet zeker zijn.” Ik heb hem naar mijn kant overgehaald. We werken op zo’n manier samen dat hij niemand hoeft te verlinken en zich aan de codes kan houden. Net zoals ik dat doe: ik hou me aan de wet en aan mijn woord.’

Ben je weleens bang?

‘Ik zat ooit met een boef aan tafel en we zaten allebei te zweten. Waarom? We hebben allebei iets te verliezen, maar ik ben niet bedreigend, hooguit ben ik een steentje in de schoen. Ik bemoei me niet met hun drugs of liquidaties, ik ben een gewone jongen die van schilderijen terughalen zijn vak heeft gemaakt. En ik ben dus geen bedreiging voor hun businessmodel. Die enkele keer dat het echt ongemakkelijk wordt, ben ik snel weg.’

De muur in de Kunsthal waar de gestolen schilderijen hingen

Wat is jouw verdienmodel?

‘Ik schrijf boeken, maar dat stelt qua inkomsten geen moer voor, hoewel De paarden van Hitler inmiddels in zestien talen is vertaald en wordt verfilmd. Verder adviseer ik verzamelaars in aan- en verkoop, ik help Joodse families met het opsporen van hun verdwenen bezittingen en geef lezingen, soms samen met Okkie. Als het gaat om de zaken die ik oplos: daar moet geld bij. Een enkele keer krijg ik een uurloon, maar dat valt in het niet bij de inspanningen. Ik kan bij die paarden van Hitler bijvoorbeeld moeilijk Angela Merkel een rekening sturen.’

Kunstroof eindigt met een cliffhanger: uit WhatsAppverkeer van jou met veroordeelde schilderijendief ‘George’ zou je kunnen opmaken dat een deel van de schilderijen uit de Kunsthal nog in omloop is, hoewel er bewijs zou zijn dat ze verbrand zijn. Hoe denk je daar nu over?

‘Ik heb de hoofddader nog een keer gebeld, Radu. Toen ik hem vroeg of het loonde om verder te zoeken, zei hij: “Daar ga ik echt niet met jou over praten over de telefoon.” Tja, er is geen keihard bewijs, maar ik heb wel aanwijzingen dat vier van die schilderijen nog bestaan. Met Raymond Kolsteren, de hoofdinspecteur in Rotterdam, heb ik een weddenschap. Hij is er zeker van dat die schilderijen niet meer opduiken. Tot nu toe heeft hij gelijk gehad. Dus hij zal binnenkort wel bellen. Dan gaan we samen de kroeg in.’

2Doc: Kunstroof

donderdag 17 oktober

npo 2 22.20-23.50

de nieuwste documentairetips in je mailbox?