Met teksten over surfen, een zonnige sound en hun brave, gestreepte bloesjes, waren The Beach Boys begin jaren zestig de belichaming van de Californische droom. Dat slechts één lid van de band daadwerkelijk kon surfen, was bijzaak. ‘Ik kan me nog herinneren dat we voor het eerst meisjes hoorden gilden,’ zegt bandlid Dennis Wilson op archiefbeelden in de documentaire The Beach Boys van regisseurs Frank Marshall en Thom Zimny. ‘We dachten dat er brand was.’
The Beach Boys, dat alle nog levende Beach Boys aan het woord laat, en daarnaast zwaar leunt op archiefmateriaal, vertelt op chronologische wijze het verhaal van de surfband die de wereld bestormde. En dus begint de film bij broers Brian, Carl en Dennis Wilson, neef Mike Love en vriend Al Jardine die begin jaren zestig samen gaan zingen en muziek maken. De oudste is dan 21 jaar, de jongste slechts 13 jaar jong. Vader Murry Wilson, zelf ook muzikant, neemt het management op zich.
‘Een echte familieband’, zo benadrukken bijna alle geïnterviewden in de film. Wat niet betekent dat het altijd gezellig was. Zo regeert Murry met ijzeren vuist en bemoeit zich met ieder detail. ‘Hij stond altijd achterin de zaal,’ herinnert Jardine zich. ‘Hij leek op [horroracteur, red.] Boris Karloff.’