In 2020 verhuist Niña Weijers (1987) van Amsterdam naar Almere. Ze is door de gemeente gevraagd om gastschrijver te worden, wat betekent dat ze zich een halfjaar lang ‘door de stad laat inspireren’. Al gauw stuit ze op een verhaal dat haar niet meer loslaat: de dood van de zeventienjarige Cassandra van Schaijk. Haar lichaam wordt op 14 april 2007 gevonden in de Almeerse Noorderplassen. Het meisje is drie weken daarvoor verdwenen na een hardcorefeestje. De politie tuigt een grootschalig opsporingsteam op, maar dit tast in het duister. Cassandra, dat deze week verscheen, is het fascinerende boek dat Weijers schreef over de onopgeloste zaak die Almere nog altijd bezighoudt.
Cassandra, door haar vader Ben herhaaldelijk omschreven als ‘gewoon een leuke meid’, zal in de jaren na haar dood te boek komen te staan als ‘een meisje met twee gezichten’. Zo grijpt ze op feestjes geregeld naar speed en ook omringt ze zich met vrienden die weinig moeten hebben van ‘buitenlanders’. Tijdens de stille tocht die destijds voor haar werd georganiseerd was de sfeer grimmig. ‘Dat intrigeerde me,’ zegt Weijers.
Wat ook meespeelde: met dit boek wilde ze graag iets heel anders maken dan ze normaal gesproken deed. ‘Mijn laatste roman, Kamers antikamers zat heel erg in de hoek van de autofictie. Dat was een soort spel met mijn eigen leven. In stukken die daarover werden geschreven, werd ik vaak geframed als zo’n soort schrijver. Ik had sterk de behoefte om daaraan te ontsnappen.’