‘Doshi heeft veel gebouwd voor arme mensen. Het ging er bij hem echt om hoe je mensen die bijna niks hebben via architectuur middelen kunt aanreiken om hun leven te verbeteren,’ zegt fotograaf Iwan Baan.
Baan, bekend van zijn werk voor ‘sterarchitecten’ als Rem Koolhaas, Zaha Hadid en Herzog & de Meuron ontwikkelde een fascinatie voor het werk van de Indiase architect en Pritzkerprijswinnaar – de ‘Nobelprijs’ voor de architectuur – Balkrishna Doshi (1927-2023).
In een overzichtstentoonstelling van Baans eigen werk in het Vitra Design Museum in Weil am Rhein, Duitsland (te zien tot maart 2024) zijn meerdere foto’s van Doshi’s gebouwen opgenomen. Baan maakte ook de foto’s voor de catalogus van een tentoonstelling van Doshi’s werk, vier jaar geleden, in hetzelfde museum.
‘Bij architecten gaat het vaak over: kijk eens wat voor fantastisch gebouw ik heb gemaakt. Doshi werkte samen met de gemeenschappen waarvoor hij ontwierp en zorgde ervoor dat de mensen zich die gebouwen eigen konden maken. Hij reikte een framework aan voor hoe mensen in die gebouwen konden leven, gebruikers konden het vervolgens naar eigen inzicht veranderen, konden het adopteren, dat stimuleerde hij.’
Dat laatste is zeker gebeurd in het Aranya Low Cost Housing-project in het Indiase stad Indore, het sociale woningbouwproject waarmee Doshi’s zijn naam vestigde. In de documentaire Het India van architect Balkrishna Doshi (2023) is een maquette te zien van het ontwerp, en vervolgens van de architect die (niet lang voor zijn dood) blijmoedig rondloopt in zijn gebouwde ‘stad’. Blijmoedig, ook al is dat oorspronkelijke ontwerp in de werkelijkheid bijna niet terug te vinden. Er is van alles bijgebouwd en aangebouwd, alles is veranderd. Baan: ‘Het wordt op een andere manier gebruikt, en inmiddels wonen er waarschijnlijk zes keer zoveel mensen als waar het ooit voor bedoeld was, maar het staat er nog steeds, het werkt nog steeds.’
In de huidige architectuur worden gebouwen vaak zo ontworpen dat ze alleen kunnen worden gebruikt zoals de architect ze heeft bedoeld, en dat is jammer, meent Baan. ‘Kijk naar die duizenden kantoorgebouwen die uit de grond zijn gestampt en die nu allemaal leegstaan en waarvan niemand weet wat ermee moet gebeuren, terwijl er woningnood is. Gelukkig zie je nu bij steeds meer architecten het besef komen dat je flexibiliteit moet inbouwen.’
Doshi is wat dat betreft een voorloper, maar hij werkte vanuit een heel andere context, benadrukt Baan. ‘Aranya is geen Vinex-wijk, geen Utrecht-Leidsche Rijn. India kent een explosieve bevolkingsgroei: alles wat bewoonbaar gemaakt kan worden, of behouden kan worden, blijft zo lang als het kan in gebruik, op manieren die een architect niet vooraf zou kunnen bedenken. Aranya is getransformeerd in een levendige stad, een gemeenschap. Dat Doshi’s werk op die manier zijn relevantie heeft behouden, is natuurlijk fantastisch.’