In de documentaire Tik van de meule volgt filmmaker Geert Jan Lassche (Rouveen, 1976), een groepje jonge mannen in het dorpje Sint Jansklooster, in de Kop van Overijssel, die samen een piratenzender hebben.
Het is niet de eerste keer dat Lassche naar het platteland trekt, naar het oosten van het land waar hij zelf vandaan komt. In 2017 maakte hij Brommers kiek’n, over twee vriendengroepen uit dezelfde provincie. De film, een klassieker inmiddels die online nog veel wordt bekeken, vooral ook in de plattelandsgemeenschappen die Lassche in zijn film portretteerde, heette ‘een ode aan de plattelandscultuur’.
Een plattelandscultuur die Lassche (in 2017, in de VPRO Gids) kenschetste als een ‘tegencultuur’: ‘als het op een dag sneeuwt, schampert men aan de koffietafel: goh, het is weer Code oranje hoor, wat een drukte; vandaag sneeuwt het, morgen dooit het. Die nuchterheid zijn we in de stad misschien wel een beetje kwijtgeraakt. De buitenwereld is niet afwezig, maar men is meer op elkaar gericht. De eigen mensen kun je vertrouwen, en ook al ken je elkaars bad habits, je blijft elkaar trouw.’
Onderdeel van die plattelandscultuur is ook dat het westen, dat ‘de stad’ met enige argwaan wordt bekeken; dat autoriteiten met argwaan worden bekeken en, in het geval van de radiopiraterij, tegenpartij zijn in een kat- en muisspel.