Het is een niet weg te denken subcultuur in Oost-Nederland: radiopiraterij. Filmmaker Geertjan Lassche volgde een vriendengroep in Overijssel die samen een piratenzender beheert. 

In de documentaire Tik van de meule volgt filmmaker Geert Jan Lassche (Rouveen, 1976), een groepje jonge mannen in het dorpje Sint Jansklooster, in de Kop van Overijssel, die samen een piratenzender hebben.

Het is niet de eerste keer dat Lassche naar het platteland trekt, naar het oosten van het land waar hij zelf vandaan komt. In 2017 maakte hij Brommers kiek’n, over twee vriendengroepen uit dezelfde provincie. De film, een klassieker inmiddels die online nog veel wordt bekeken, vooral ook in de plattelandsgemeenschappen die Lassche in zijn film portretteerde, heette ‘een ode aan de plattelandscultuur’.

Een plattelandscultuur die Lassche (in 2017, in de VPRO Gids) kenschetste als een ‘tegencultuur’: ‘als het op een dag sneeuwt, schampert men aan de koffietafel: goh, het is weer Code oranje hoor, wat een drukte; vandaag sneeuwt het, morgen dooit het. Die nuchterheid zijn we in de stad misschien wel een beetje kwijtgeraakt. De buitenwereld is niet afwezig, maar men is meer op elkaar gericht. De eigen mensen kun je vertrouwen, en ook al ken je elkaars bad habits, je blijft elkaar trouw.’

Onderdeel van die plattelandscultuur is ook dat het westen, dat ‘de stad’ met enige argwaan wordt bekeken; dat autoriteiten met argwaan worden bekeken en, in het geval van de radiopiraterij, tegenpartij zijn in een kat- en muisspel.

Die autoriteiten zelf zien het niet als onschuldig spel, zijn bepaald niet enthousiast over het fenomeen dat vooral in het oosten van het land een hardnekkig bestaan leidt: de zenders drukken andere, legale zenders weg. De piraten storen de communicatie van hulpdiensten, storen soms zelfs luchtvaartbanden: André Hazes in de cockpit, het gebeurde al eens, in 2018.

Want de piraten draaien veelal Nederlandstalige muziek: nummers die razend populair zijn in de piratenwereld, maar op landelijke zenders nooit worden gedraaid. In Lassches film komen er een paar voorbij. ‘Het is nu over, het is nu voorbij / Ik was van jou, maar jij nooit van mij,’ zingt een hele feestzaal uit volle borst een liedje van Conny Vink uit 1982 mee. ‘Wie is dat brokje dynamiet / Die doet alsof ze ons niet ziet,’ zingen The Lucky Stars even later, ‘‘t is Erika, ’t is Erika.’

‘Hoe kijkt het dichtbevolkte westen naar jullie, denk je?’ vraagt Lassche twee jongens. ‘Dat we een stel cowboys zijn of zo,’ zegt de een. ‘En daar hebben ze ook wel gelijk in,’ vult de ander aan, lachend.

Zoals economisch geograaf en ruraal socioloog Tjirk van der Ziel het een aantal jaar geleden in de VPRO Gids formuleerde: ‘Die piraterij is een uitlaatklep, de piraten associëren zich met het boerenleven, ontlenen daar deels hun identiteit aan. Maar steeds minder mensen werken op een boerderij. Het is teruggrijpen op een romantisch verleden: alles uit de kast halen om je de stad van het lijf te houden. Die identiteit staat onder druk, en wat doe je dan: je gaat om elkaar heen staan, je zoekt elkaar op: in drankschuren, in de muziek, in de piraterij. Het is het platteland tegen de stad, daar komt het op neer, en illegaal zenden hoort daarbij.’

Tik van de meule

dinsdag 24 december

NPO 2 20.25-21.00

de nieuwste documentairetips in je mailbox?