‘He’s the greatest ever, man! He’s the greatest fella on earth. Tiny Tim for president, Tiny Tim for Queen!’ zong John Lennon tijdens een radioshow.
Hij is vrijwel vergeten, maar eind jaren zestig was Herbert Butros Khaury (New York, 1932-1996), of Tiny Tim, zoals zijn artiestennaam luidde, een van de beroemdste artiesten van Amerika.
Life magazine vergeleek zijn eerste album, God bless Tiny Tim (1968) met Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band. De Beatles en Jim Morrison spraken hun bewondering uit. Bob Dylan wilde een film met hem opnemen, Pete Townsend overwoog Tim voor de hoofdrol in zijn rockopera Tommy.
Vanzelfsprekend was dat succes bepaald niet.
Tim was een excentrieke figuur: een grote, androgyne man met lang haar in een slobberpak die, in een tijd dat de muziekwereld in de ban was van acid-rock, romantische liedjes uit de jaren twintig zong met een ongelofelijk hoge falsetstem en zichzelf daarbij begeleidde op een ukelele die hij bij optredens tevoorschijn haalde uit een boodschappentas.