Een dunne maansikkel aan de hemel. Door het halfduistere struweel in de tuin nadert de camera de statige oude herenboerderij, glijdt langs de met klimop begroeide muren naar het verlichte raam. Binnen zien we vrolijk pratende mensen rond een wit gedekte tafel, brandende kaarsen, flonkerende wijnglazen, iemand speelt gitaar. Een lange magere man, met witgrijs haar en dito baard, steekt een sigaret op. De volgende scène zijn we in het huis, in een prachtig lichtblauw geschilderde kamer, overdonderend volgehangen met schilderijen, tekeningen, gouaches. Met mooi gekleurde vazen, uitgestalde stenenverzamelingen, beeldjes, banken, kussens, planten, boeken. De magere, moeizaam bewegende man zit in een rafelige fauteuil met een sigaret in zijn hand en een tevreden ruwharige teckel op schoot.
Matthijs Röling (1943), een van onze grootste figuratieve schilders, stond aan de wieg van het zogeheten Noordelijk realisme. Het landgoed dat hij bewoont in het Groningse Ezinge, werd door hem de afgelopen decennia tot een geheel eigen universum getransformeerd. Terwijl de camera zich in de mooie tuinen tegoed doet aan het ontluikende fluitenkruid in de lente, de overdadig bloeiende rozen in de zomer, de vallende herfstbladeren en het witte sneeuwdek in de winter, overpeinst binnen in het schilderachtige interieur Matthijs Röling zijn artistieke carrière. Bezeten van tekenen en schilderen, als kind al, vertrok hij op zijn zeventiende vanuit het ouderlijk Huize Groenestein naar de kunstacademie in Den Haag, botste met de vernieuwende weg (abstractie) die de academie insloeg, bleef nog een jaar in Amsterdam op de Rijksacademie, maar vond ook daar zijn draai niet en keerde terug naar Groningen. In 1972 werd Röling er docent aan de Academie Minerva, waar hij les gaf aan onder anderen Pieter Pander, Douwe Elias en Jan van der Kooi. Zijn artistieke doorbraak kwam in 1976 met een serie stillevens genaamd Kastjes. Een paar jaar later vervaardigde hij zijn eerste grote wandschildering in het Nijsinghhuis. Dat zeventiende-eeuwse herenhuis in het Drentse Eelde werd in 1971 gekocht door het echtpaar Jos en Janneke van Groeningen. Voor de restauratie riepen zij de hulp in van kunstenaars, naast Matthijs Röling ook Wout Muller, Clary Masten- broek, Pieter Pander en Olga Wiese. Daarmee werd de basis gelegd voor een figuratieve en realistische kunstcollectie waaruit vervolgens het museum De Buitenplaats kon ontstaan – nog steeds te bezoeken.
Een leven lang bezeten van tekenen en schilderen, vastgelegd in M.R. – Het universum van kunstschilder Matthijs Röling (2019). Een roerig leven met vriendinnen, verhoudingen (Fritzi ten Harmsen van Beek), huwelijken, vrienden, feesten en drank. Veel drank. Door de ziekte van Dupuytren kan Röling geen penseel meer vasthouden, zijn alcoholgebruik tastte ook zijn hersenen en fijne motoriek aan. ‘Ik kijk er met genoegen op terug, maar het is voorbij,’ zegt Matthijs Röling, neemt een slokje wijn en aait het hondje op zijn schoot. ‘Een heerlijk leven, maar het is wel voorbij.’