Veel vrijheid en weinig bemoeienis van ouders. Altijd met grote groepen kinderen op stap. Ruimte in de wijk, omdat de hofjes en speeltuinen niet af waren. Lolly’s van één soort, voor heel weinig geld. De onbevangenheid van het naaktstrand. Maar ook: het doorsijpelende Westen, zoals de muziek die binnenkwam via de West-Duitse radiozender Rias 2 of de moeilijk verkrijgbare en daardoor zeer gewilde barbiepoppen.
Het kost journalist Ulrike Nagel (1979) weinig moeite om een aantal zaken op een rijtje te zetten die haar jeugd in de Duitse Democratische Republiek (DDR) gelukkig maakten. Ze was tien toen de Berlijnse Muur viel en behoort daarmee tot de laatste generatie DDR-kinderen met bewuste herinneringen aan het vervlogen land. Maar op school, thuis en daarbuiten werd in het nieuwe Duitsland niet wezenlijk gesproken over het voormalige Oosten. ‘Wel was er soms bijvoorbeeld ineens een docent verdwenen. Dan zeiden we op het schoolplein tegen elkaar: o, volgens mij zat hij bij de Stasi. En vervolgens direct weer over tot de orde van de dag: shit, ik heb niet genoeg geleerd voor wiskunde!’
Terwijl andere Oost-Duitsers na de val van de Muur direct naar het Westen vertrokken, bleef het gezin Nagel in het vroegere Oost-Berlijn wonen. Pas toen Ulrike Nagel op haar negentiende naar Groningen vertrok voor de studie communicatiewetenschappen daalde het besef over de verschillen tussen Oost en West echt in. ‘Ik studeerde natuurlijk met Nederlanders, maar er waren ook West-Duitsers. Met hen kon ik meteen overweg. De verschillen zaten in kleine dingen. Als het kwart over zeven is, zeggen ze in West-Duitsland “Viertel nach Sieben” en in Oost-Duitsland “Viertel Acht”, omdat een kwart van het volgende uur om is.’