‘Nee, ik wist eigenlijk nog heel weinig. Ook als psycholoog niet, ik leerde er nauwelijks iets over in mijn opleiding. Ik dacht dat het fenomeen heel klein was, dat het maar weinig voorkwam. En toen kwam het natuurlijk steeds meer in de media. Bijvoorbeeld dat jongeren op scholen dan gingen wisselen, soms zelfs per dag: de ene dag met hij aangesproken worden, de andere dag met zij. Ik dacht, hoe zit dat dan? Heeft het meer te maken met identiteit dan met gender? En toen kwam ik dus op de genderpoli, waar ik er veel meer over leerde. Maar hoe meer je erover weet, hoe complexer het ook wordt. Je ziet dat het per kind zo verschilt. Sommigen voelen echt walging voor hun geslachtsorganen, voor anderen zit het ’m meer in hoezeer alles is ingedeeld op gender. Laat ik het zo zeggen: toen ik hieraan begon was ik nog helemaal niet zo bezig met genderneutrale toiletten en zo, dat stond best wel ver van me af. Maar nu heb ik zo veel mensen ontmoet die er dagelijks mee worstelen, dat ik denk: het is gewoon de toekomst. Het kan best wat minder met al die genderindelingen in de maatschappij. Zoiets simpels als een winkel met bijvoorbeeld gewoon kinderkleding in plaats van jongens- of meisjeskleding bijvoorbeeld, dat maakt het voor kinderen die daar last van hebben al zoveel makkelijker. Kijk, ik heb jongeren ontmoet die echt operaties nodig hebben, omdat ze die walging voelen. Maar ook jongeren die uiteindelijk concluderen: ik heb voldoende aan mij anders kleden, aan een andere genderexpressie. Wat de een helpt, daar heeft een ander weer totaal geen behoefte aan. Je kan trans jongeren dus niet allemaal over één kam scheren. Maar als de maatschappij zou veranderen, met minder rigide kaders rond gender, zouden veel van deze jongeren zich al veel meer op hun gemak voelen. Ik heb zelf drie dochters en toen ze klein waren, kocht ik automatisch roze rompertjes voor ze. Dat zou ik nu dus niet meer zo doen.’