‘Jongens, ik ga jullie vriendelijk vragen om de Xbox uit te zetten. Dan moeten jullie zelf iets zien te vinden: buiten, rondje wandelen, balletje trappen.’ Het is een aanmaning die in heel Nederland door huiskamers uit de monden van vermoeide ouders klinkt. Alleen krijgen Gideon en Tygo haar niet van hun vader of moeder, maar van begeleider Zakaria.
Gideon en Tygo zijn twee van de acht hoofdpersonen in de documentaire Jongens zonder thuis. Om uiteenlopende redenen kunnen deze jongens noch thuis terecht, noch in de reguliere jeugdzorg. Het jeugdzorgtraject Wonen met Kansen in Alkmaar biedt ze een plek om stap voor stap te leren zelfstandig te wonen.
Langzamerhand leren we ze alle acht kennen in deze documentaire van het duo Maria Mok en Meral Uslu (De blauwe familie). Of een beetje dan, want eigenlijk zijn acht jongens met uiteenlopende problemen wel wat veel hoofdpersonen voor één film. Temeer omdat zij zich, zoals dat getroebleerde tieners en twintigers eigen is, maar al te graag verschuilen achter schouderophalen en afwerende antwoorden. Zowel de documentairemakers als de begeleiders stuiten wanneer ze doorvragen veelvuldig op een muur – en op de telefoon of gamecontroller die permanent in de handen van de jongens ligt.
Toch durven de bewoners af en toe iets van zichzelf te laten zien. Tygo moet tijdens de opnames afscheid nemen van zijn terminaal zieke moeder en praat daar in niet te verstane termen over: ‘Ze wil dat ik die spuit erin douw.’ Een andere huisgenoot, die als enige met geblurd gezicht en zonder naam in beeld verschijnt, vertelt hoe hij als jonge rapper succes had, maar nu groot gevaar loopt als hij zich in zijn oude buurt vertoont. Hij ‘maakte geld op een heel slechte manier’, maar wil daar nu mee breken. Later vertelt hij over de psychose die hij had en over zijn afwezige vader.
De tengere Gideon – weer zo’n jongen met een hele geschiedenis, maar ook met een hartveroverende glimlach – gaat ondertussen solliciteren bij een supermarkt. Hij wordt gecoacht door de even geduldige als directe Zakaria: ‘Rechte rug, oogcontact, en draag geen spijkerbroek met scheurtjes.’
De vreemde eend in de bijt is Noah, de enige bewoner die geen straattaal spreekt en een net bloesje draagt. Wie denkt dat deze jongen er daarmee beter voor staat dan zijn huisgenoten, vergist zich. Noah had een traumatische jeugd met zijn psychotische moeder en heeft zelf ook mentale problemen. Ook heeft hij ernstige fysieke klachten door de neurologische aandoening FNS. Zo ernstig zelfs dat Noah, jong als hij is, om euthanasie vraagt.
Als kijker blijf je vertwijfeld achter. Met de stille hoop dat, mocht er tien jaar later een vervolg op deze documentaire komen, het toch beter met deze door het leven getekende rouwdouwers is afgelopen dan je tijdens Jongens zonder thuis vreest.