Als Erdal Balci (1969) op zijn elfde met zijn moeder, broer en vier zussen vanuit Turkije naar Utrecht verhuist, verwacht hij in een weelderig en verlicht Europa aan te komen. ‘Wij dachten dat de mooiste vrijheid op ons wachtte in Europa,’ schrijft hij in zijn autobiografische roman De gevangenisjaren, waarvan fragmenten zijn opgenomen in de documentaire Wie de kudde verlaat (Human). Al gauw ervaart Balci Nederland, waar hij terechtkomt in een conservatieve, religieuze Turks-Nederlandse gemeenschap, juist als beklemmend. ‘Het was een grote teleurstelling dat het geluk van het nieuwe land niet voor het grijpen lag.’
In Wie de kudde verlaat portretteert regisseur Hester Overmars Balci als schrijver en journalist (hij was jarenlang columnist voor onder andere de Volkskrant en HP/De Tijd), maar meer nog als een mens op zoek naar zijn persoonlijke vrijheid en identiteit. Opgegroeid in het seculariserende Ardahan, met een moeder die de ‘verlichtingsidealen in haar bloed’ had en een vader die als gastarbeider al jaren eerder vertrok, ontwikkelt Balci zich op moderne Hollandse bodem onbewust maar onbetwist tot een ‘feodaal monster’. Hij ziet zijn moeder, anders dan in Turkije, haar hoofddoek steeds strakker vastknopen en wordt, anders dan in Turkije, naar de Koranschool gestuurd. Langzaam maar zeker begint hij zijn zussen steeds meer beperkingen op te leggen, zijn moeder beschouwt hij als zijn bezit.