Tessa Leuwsha maakte een documentaire over de geschiedenis van Suriname aan de hand van niet eerder vertoond archiefmateriaal, verteld en bezongen door zangeres Denise Jannah.

In haar boek Fansi’s stilte (2015) reconstrueerde Leuwsha het levensverhaal van haar grootmoeder op basis van gesprekken met familieleden in Nederland en Suriname. Toen producent Pieter van Huystee haar benaderde om naar het voorbeeld van Ze noemen me Baboe van Sandra Beerends (2020) een film over Suriname te maken, bleek het boek een ideaal vertrekpunt. Niet dat er beelden waren van oma Fansi, maar ze kon prima model staan voor de Surinaamse vrouw die de ontwikkeling van het land meemaakt.

Zij ziet vanuit het Nederlandse bejaardentehuis hoe haar geboorteland op 25 november 1975 tot onafhankelijke republiek wordt uitgeroepen. Dan overpeinst ze haar leven. Hoe ze, begin vorige eeuw geboren in Guyana uit een witte vrouw en een zwarte man, als ‘kwekie’ werd ondergebracht in het stadje Nieuw-Nickerie in West-Suriname. Daar groeide ze op, ontmoette ze de knappe Prince en stapte ze, inmiddels zwanger van haar eerste kind, op de boot naar Paramaribo. Van een bloeiend gezinsleven aan de zijde van Prince zou het niet komen. In plaats daarvan leidde ze in de hoofdstad een hard bestaan als alleenstaande wasvrouw.

Moeder Suriname – Mama Sranan bestaat merendeels uit niet eerder vertoond beeldmateriaal. Daarvoor struinde Leuwsha anderhalf jaar door de archieven van filmmuseum Eye, het Instituut voor Beeld en Geluid, het Zeister Zendingsgenootschap en het werk van Wim Bos-Verschuur, een van de weinige Surinaamse filmmakers uit de vorige eeuw: ‘Zoveel beeldmateriaal was niet beschikbaar. Suriname gold als de vergeten kolonie. Daar werd lang niet zoveel gefilmd als in Nederlands-Indië.’

Archiefmateriaal uit Suriname

De historische zwart-witbeelden en foto’s zijn ingekleurd en voorzien van een geheel nieuw sounddesign. Leuwsha, half-Surinaams en al bijna dertig jaar wonend in Paramaribo, schreef de verbindende teksten, Jannah sprak ze in als Mama Sranan: doorspekt met Surinaamse woordjes, uitroepen en ‘tjoeries’. Geregeld gaat Jannah over van gesproken woord naar neuriën, soms zingt ze voluit volksliedjes als ‘Lolo Mi Boto’ en ‘Mama Aisa’.

Leuwsha benadrukt dat ze het geboorteland van haar vader van binnenuit wil presenteren: ‘Films genoeg over Suriname, maar die zijn vrijwel allemaal gemaakt vanuit eurocentrisch perspectief.’

Zo krijgt de kijker een beeld van de ontwikkeling van Suriname vanaf begin vorige eeuw tot de onafhankelijkheid. Van de fluitende stoomtrein door het centrum van Paramaribo tot de toespraak van vakbondsman en schrijver Anton de Kom in 1933. Ook is te zien hoe Hollandse opzichters, gekleed in smetteloos wit tropenkostuum en lurkend aan hun pijp, bevelen uitdelen, terwijl arbeiders zich in het zweet werken op de rijstvelden, tijdens de houtkap of op de rubberplantage. Andere scènes spelen zich af in het binnenland: op de stroomversnellingen in de Surinamerivier of tijdens dansrituelen in een marrondorp.

2Doc: Moeder Suriname

donderdag 4 juli

NPO 2 22.15-23.30

de nieuwste documentairetips in je mailbox?