In de korte documentaire Radicale actie – Onkruit & XR gaan de makers Karen Kuiper en Huib Schoonhoven op zoek naar de overeenkomsten tussen de antimilitaristische actiegroep die rond 1980 actief was en de klimaatdemonstranten die ruim veertig jaar later rebelleren op de A12, in musea en bij bedrijven. Dat vraagt wat voorkennis van de kijkers. Niet over Extinction Rebellion; die opstandelingen zijn haast dagelijks in het nieuws en hun agenda is zowel openbaar als boordevol. Maar Onkruit is iets van andere tijden en tierde vooral welig toen Nederland massaal demonstreerde voor vrede en tegen kruisraketten. Daarvoor moest ook het leger leger, dus weigerden steeds meer jongemannen militaire dienst. Niet een beetje, dat kon door vervangende dienst te doen ook, maar totaal. Dat was een enorm offer want totaalweigeraars belandden langdurig in de cel. Met het opschorten van de dienstplicht in 1997 kwam een einde aan dit fenomeen en antimilitarisme is ook zo goed als verdwenen.
In Radicale actie komen verschillende totaalweigeraars die aan de basis van Onkruit stonden aan het woord over hun beweegredenen. In het kort kwamen die erop neer dat men niet tot moordenaar opgeleid wilde worden en zeker niet op commando in uniform andere mensen doden. Wie daar wel aan mee wilde werken moest psychologisch onderzocht worden, niet zij. Veel weigeraars meldden zich niet op maandagochtend stilletjes bij de gevangenispoort om hun straf uit te zitten, integendeel. Tijdens zogeheten ‘oppakacties’ liet men zich omringd door sympathisanten en de pers in de boeien slaan. Die openbare acties gingen langzaam maar zeker over in ondergrondse activiteiten en zo werd de kiem van Onkruit gelegd.
Er werd bezet, geblokkeerd, vernield en zelfs ingebroken voor de lieve vrede. De vijand was het militair-industriële complex van Nederland en dat bleek kwetsbaarder dan je zou verwachten. Zelfs militaire bunkers bleken niet veilig voor de snijbranders van Onkruit. Frits ter Kuile, weigeraar van het eerste uur, vertelt met pretoogjes over zijn actietijd. ‘Ik woonde in Woensdrecht en ging bak in, bak uit. Blokkeren, plat leggen en zand in de machines strooien. Er werd met vrolijke waardering naar ons gekeken.’