We staan met vijf mensen onhandig dicht op elkaar gepakt in een smal gangetje vlak na de detectiepoortjes. Het wachten is op Abdiwahab Ali en Douwe Dijkstra. Die laatste komt regelrecht van Schiphol. Hij was afgelopen week op het Telluride filmfestival in Colorado, waar zijn film Buurman Abdi werd vertoond. Een paar weken eerder was Douwe ook al op het filmfestival van Locarno, waar de film een prijs won. Toen was Abdiwahab mee. In de chique straten van Locarno werd hij aangesproken door mensen die een selfie met hem wilden maken.
Abdiwahad Ali zegde zijn criminele leven vaarwel en werd een modelburger. De film die zijn buurman Douwe Dijkstra over hem maakte, gaat nu de hele wereld over. Samen gingen ze naar de gevangenis in Zwolle om ‘Buurman Abdi’ aan gedetineerden te laten zien. De VPRO Gids ging mee.
Selfies maken zit er vandaag niet in, want telefoons blijven in de kluisjes. ‘Dit is mijn wereld,’ lacht Abdi tegen Douwe terwijl ze de detectiepoortjes passeren. ‘Locarno, dat was jouw wereld. Nu ben je in mijn wereld.’ Die wereld is de Penitentiaire Inrichting Zwolle, waar Abdiwahab Ali jarenlang heeft vastgezeten. Vandaag komt hij er in een heel andere hoedanigheid: die van hoofdrolspeler in de documentaire die Douwe Dijkstra over hem heeft gemaakt. Een korte maar indringende film over een Somalische jongen met een crimineel verleden die tegen alle verwachtingen in op z’n pootjes terechtkwam.
Vandaag wordt Buurman Abdi niet vertoond aan filmjournalisten of festivalgangers, maar aan gedetineerden. Na afloop zal de hoofdrolspeler een praatje houden en vragen beantwoorden.
‘Kijk, dit is Wilco,’ glundert Abdi, ‘die heeft mij leren lassen. Aan hem heb ik alles te danken.’ Wilco van der Woude glimlacht bescheiden om de hem toegezwaaide lof. Als werkmeester begeleidde hij Abdi jaren geleden binnen het arbeidsbedrijf, inmiddels is hij plaatsvervangend hoofd Arbeid in PI Zwolle. Feit is dat de lessen metaalbewerken die Abdi in deze gevangenis kreeg, zijn leven hebben veranderd. Zodanig zelfs, dat hij op het punt staat een internationale filmster te worden.
Ex-gedetineerden
Tegenwoordig is Abdi eigenaar van een bedrijf dat fraaie metalen wandrekken produceert. Die wandrekken worden gemaakt door ex-gedetineerden en andere mensen met, zoals de bekende formulering luidt, afstand tot de arbeidsmarkt. Abdi helpt ze hun leven weer op de rit te krijgen, zoals hem dat na een crimineel verleden ook is gelukt. Omdat hij ervaringsdeskundige is, weet hij het vertrouwen te winnen van mensen die het geloof in een beter leven allang zijn kwijtgeraakt. Dankzij zijn sprankelende persoonlijkheid, onuitputtelijke energie en vermogen zichzelf te verkopen, lukte het Abdi een voet tussen diverse deuren te krijgen.
Daaronder ook de toegangspoort van de Zwolse gevangenis, waar hij nogal wat jaren van zijn leven doorbracht. Was hij ooit vastbesloten hier nooit meer terug te komen, nu komt hij er maandelijks om gedetineerden te vertellen hoe ze iets van hun leven kunnen maken. Zo ook vandaag, al is dit een bijzondere dag omdat ook Douwe Dijkstra van de partij is. Douwe en Abdi zijn letterlijk buren. Ze hebben allebei een werkplaats in een oude school in Zwolle. Abdi produceert er zijn wandrekken, kunstenaar en filmmaker Douwe heeft er zijn atelier annex studio. Toen Douwe het levensverhaal van Abdi hoorde, wist hij meteen dat hij een film over hem wilde maken.
Dat leven van Abdi begon in Mogadishu, de hoofdstad van Somalië, waar de oorlog uitbrak toen hij vijf jaar was. Hij groeide op in kapotgeschoten straten vol geweld, tot zijn moeder hem op zijn elfde naar Nederland stuurde. Op Schiphol begon zijn nieuwe leven als alleenstaande minderjarige asielzoeker. Zijn grote familie is versnipperd geraakt. Twee broers kregen eveneens asiel in Nederland, vijf zussen wonen in Engeland. Hun moeder bleef achter in Mogadishu. Abdi vond na wat omzwervingen onderdak bij een oom, maar werd daar op z’n zestiende het huis uit gezet. ‘Hij had kleine kinderen en behandelde ons ook als baby’s.’ Eenmaal op zichzelf wonend, ontspoorde hij al snel.
Daarover vertelt hij zonder terughoudendheid in de kale ruimte waar vanmiddag de film wordt vertoond aan een groep gedetineerden die bestaat uit zeven mannen en drie vrouwen, aangevuld met een handvol begeleiders en andere belangstellenden. Zoals de directiesecretaresse, die even achter haar bureau vandaan is gekomen voor deze vertoning.
Bloedbad
De mannelijke gedetineerden dragen een gele polo waarop staat dat ze ‘voorgebouwreiniger’ zijn. De vrouwen werken blijkens de tekst op hun groene polo in de groenvoorziening. René Jongman, plaatsvervangend vestigingsdirecteur, legt uit dat je zo’n gele polo niet zomaar krijgt. ‘Dit zijn echt gemotiveerde jongens. Ze kunnen ’s nachts uit hun cel worden gehaald om een cel schoon te maken van iemand die de muren met ontlasting heeft volgesmeerd, of die zichzelf dusdanig heeft verwond dat het een bloedbad is.’ Voor het schoonmaken van een cel krijgen de voorgebouwreinigers 22 euro, waarmee ze de huur van hun tv kunnen betalen, of boodschappen kunnen doen in de gevangeniswinkel. Het tarief voor gewone arbeid is negentig cent per uur, dus dit is lucratief werk.
Aan de houten werkbanken in deze ruimte worden normaalgesproken onder meer afwasblokjes voor vakantiehuisjes in dozen verpakt. Een stapel dozen ligt al klaar, aan de muur hangen de plakbandrollers waarmee ze worden dichtgetapet. De rest van het gereedschap ligt achter slot en grendel, wijst de medewerker die hier dagelijks gedetineerden met psychiatrische problemen begeleidt. Vanmiddag zijn de tafels aan de kant geschoven en staat er een beamer klaar. De sfeer is uitgelaten, dit is een welkom verzetje.
Zodra de film begint, wordt het stil. De gedetineerden kijken met uitdrukkingsloze gezichten naar de geënsceneerde beelden van de oorlog in Somalië, waarin een jonge Abdi, gespeeld door een Somalische acteur, frontaal een steen tegen zijn hoofd krijgt. Pas als de gevangenis in beeld komt, veren ze op. ‘Hé, daar woon ik!’, roept een gedetineerde met hoofddoek enthousiast. Een van de gele polo’s herkent de waterkoker waaruit Abdi ooit kokend water over een medegedetineerde goot in de werkplaats. Die waterkoker staat er nog steeds. Later zal hij zelf aanwijzen waar dat precies gebeurde, want schroom om over zijn gewelddadige verleden te praten voelt hij niet.
Psychose
‘Blowen, drinken, snuiven, ik deed alles tegelijk,’ vertelt hij als de film is afgelopen en de lampen weer aangaan. ‘Ik heb verschrikkelijke dingen gedaan.’ En: ‘Geweld was mijn tool. Het hield niet op bij één klap. Als ik sla, blijf ik doorslaan.’ Hij dealde, gebruikte, raakte psychotisch, pleegde gewapende overvallen, werd veroordeeld. Misdroeg zich vervolgens ook binnen de muren, waar hij het keer op keer voor zichzelf verpestte. Na zijn vrijlating ging het ondanks goeie voornemens opnieuw mis. Hij begon weer te gebruiken, kreeg weer een psychose, stak iemand bijna dood voor de Febo in Zwolle, gaf zichzelf aan, kreeg tbs, en besloot toen dat het nu echt genoeg was. Hij ging er iets van maken. Bad boy Abdi haalde in detentie zijn mkb-diploma en ontdekte in de metaalbewerkingswerkplaats hoe leuk het was om iets te maken.
Eenmaal buiten richtte hij zijn bedrijfje in wandrekken op, met als doel jongens zoals hijzelf te helpen. Want laten we wel wezen, zegt hij, de jongens en meisjes die dat nu doen, twintigers (‘die zijn het goedkoopst’) zonder levenservaring, daarvan nemen die zware jongens echt niks aan. De voormalige gangster is nu 38, vader van twee kinderen en inmiddels een modelburger die zich uitdrukt in een grappige mengeling van straattaal (‘je weet toch broer’) en hulpverlenersjargon (‘ik wil mensen in hun kracht zetten’). Hij heeft moeten ‘struggelen’, maar probeert nu anderen ‘inzicht te geven in hun valkuilen’. Een vat vol levenswijsheid: ‘Je moet er wel keihard voor werken, je moet zelf trekken aan die touw. Het is makkelijker voor hun als jij op je kamer blijft onder de medicatie.’
Als de aanwezige gedetineerden na afloop van de film worden uitgenodigd om vragen te stellen, blijft het even stil. Maar dan blijken het de vrouwen in het publiek die Abdi het vuur aan de schenen leggen. Over hoe hij in de film beweert niet getraumatiseerd te zijn. ‘Het is net of er geen ruimte is voor emoties ofzo’, zegt een lange blonde gedetineerde. Ze vindt dat Abdi zich wel erg ‘gangster’ opstelt in de film. ‘In dat filmpje hoor ik geen emoties of gevoel maar je maakt mij niet wijs dat het je niks doet.’
Even is Abdi uit het veld geslagen, deze therapeutische sessie had hij duidelijk niet verwacht, gewend als hij is aan een gezelschap dat volledig uit mannen bestaat. Hij legt uit dat het een hele persoonlijke film is, maar dat hij niet wil dat mensen na afloop in tranen zijn. En nee, hij is echt niet getraumatiseerd door zijn jeugd. Geweld heeft voor Somaliërs een andere betekenis dan voor Hollanders. ‘Maar als mijn moeder belt, doet dat wel iets met mij.’
De gedetineerde met hoofddoek is eveneens kritisch. Zij vindt Abdi’s oproep om positief te blijven, hard te werken en in jezelf te blijven geloven iets te makkelijk. ‘Het is niet lullig bedoeld ofzo, maar is dat niet juist het clichéverhaal wat alle hulpverleners ophangen? Bij mij gaat dat het ene oor in, het andere uit.’
De mannen in de zaal hebben overduidelijk geen zin in een groepsgesprek over emoties en gevoelens en blijven hardnekkig zwijgen. Een van de begeleiders doet een duit in het clichézakje door op te merken dat je ook ‘een stukje geluk’ nodig hebt, en ‘iemand die in je gelooft’.
Koekjes
Pas als Douwe zijn apparatuur inpakt en de gedetineerden balorig een pak koekjes heen en weer gooien, herkent Abdi een wat oudere man die zich zwijgend tegen de achterwand heeft opgesteld. ‘Die gast zat er ook al toen ik hier nog zat. Hij is alleen een stuk ouder geworden.’ Binnen vijf minuten komt hij aan een van de begeleiders vragen of hij de man zijn nummer mag geven. De man wil bij hem komen werken als hij straks, in de laatste fase van zijn detentie, buiten de muren aan het werk mag.
Als de gedetineerden en hun begeleiders zijn vertrokken (‘vanavond als de deur dichtgaat gaan ze er over nadenken, dan komt het binnen’), worden de werkbanken teruggeschoven zodat hier morgen weer afwasblokjes kunnen worden ingepakt. Douwe, inmiddels bijna 24 uur wakker en slap van de honger na zijn lange reis, vraagt of er misschien nog ergens een koekje is. Een van de bewakers geeft hem een banaan.
Een uurtje later staan we in zijn studio, waar Buurman Abdi is opgenomen. Op een lage tafel is de tot puin geschoten wijk in Mogadishu tot in detail nagebouwd. Abdi tekende de straten uit zijn jeugd in 3D, inclusief het hotel en restaurant van zijn vader. Met behulp van wat bij elkaar gegoogelde foto’s van Mogadishu liet Douwe vervolgens de gebouwen op schaal nabouwen, om die daarna deels in de fik te steken of tot puin te slaan. Wie de film ziet, is verbluft over de creativiteit waarmee hij het complexe levensverhaal van Abdi heeft verteld, zonder ook maar een voet buiten deze oude school in Zwolle te zetten. Met behulp van speelgoedpolitieautootjes, een zelfgemaakte AK-47 en een paar jonge Somaliërs werden scènes nagespeeld. Maar er is ook een prachtig moment waarop Douwe Abdi’s hoofd kaalscheert zodat zijn vele littekens zichtbaar worden.
Aan het decor heeft de filmmaker volgens zijn buurman eindeloos zitten prutsen. ‘Ging ik om elf uur naar huis, hoorde ik hem nog bezig met die autootjes. Soms zat hij om één uur ’s nachts nog in zijn eentje met meel te blazen.’
Douwe, die inmiddels omvalt van zowel honger als slaap, glimlacht. ‘Het liefst werk ik alleen omdat je dan alle vrijheid hebt. Voor dit project was het heel belangrijk dat ik de tijd had om met het decor te spelen. Normaal ga je bij een documentaire op locatie filmen en vervolgens thuis editen. Ik heb de hele film gemaakt terwijl ik Abdi’s buurman was. Toen we eraan begonnen, kende ik hem nog niet zo goed. Ik heb toen wel gezegd: het is mijn film. Maar uiteindelijk is het een film van ons samen.’
Abdi’s oudere broer komt Douwe een bordje rijst en een glas cola brengen. Uitgehongerd valt hij erop aan terwijl Abdi opgewonden doorratelt over hun succes. ‘We moeten vaker film maken, broer!’ Douwe kan intussen amper meer op z’n benen staan van de slaap. ‘Hij is strijder hè?’, zegt zijn onvermoeibare buurman.
‘Ja, vet. Maar nu moet ik echt naar bed.’