Ooit, zo’n zestig jaar geleden, was de zeehond bijna uitgestorven en zwommen er nog amper duizend rond in de Nederlandse kustwateren. Toen de zeehondenjacht in 1962 verboden werd en de waterverontreiniging afnam, groeide de populatie langzaam maar zeker. In de jaren negentig ging het helemaal crescendo en waren het uiteindelijk meer dan tienduizend. Inmiddels gaat de gewone zeehond (met aandoenlijk rond hoofd) sinds 2021 in aantal achteruit, terwijl het aantal grijze zeehonden (groter dan de gewone, ondeugende spitse snuit) juist toeneemt. Wat is hier gaande? Er worden steeds minder zeehonden geteld, wat overigens al jaren fotograferend vanuit vliegtuigen gebeurt. Weliswaar worden er nog steeds veel zeehondenpups geboren, maar het merendeel verdwijnt vervolgens van de radar, oftewel legt hoofdwaarschijnlijk het loodje, al houdt de aankondiging bij de FryslânDOK Het zeehondenmysterie (regie Jelmar Hoekstra) nog een geheimzinnige slag om de arm: ‘Er verdwijnen jaarlijks duizenden zeehonden, vooral in de Friese Waddenzee. Waar blijven de jonge pups als ze volwassen worden? Het is een mysterie.’
Onderzoekscentrum Wageningen Marine Research, Trilaterale Waddenzee Samenwerking (van Deense, Duitse en Nederlandse onderzoekers) en Werelderfgoed Waddenzee brengen wel rapporten met verontrustende cijfers uit over de teruggang, maar zolang wegens geldgebrek verder onderzoek uitblijft is het gissen naar de oorzaak van de daling. Pakken veranderingen in de Noordzee en de kustzone nadelig uit voor de zeehond? Speculaties in overvloed. In het verleden zijn er virusepidemieën geweest, maar nu speelt er iets anders. Klimaatverandering, de aanleg van windparken, drukkere vaarroutes en zandsuppleties hinderen de zeehonden wellicht bij het foerageren en uitrusten. Of is er eenvoudigweg te weinig vis voorhanden, waarvan vooral de pups last zouden hebben? In het algemeen lijkt de toenemende drukte in de kustgebieden en daarmee de verstoring van hun leefgebied een belangrijke oorzaak. Zeehondenwelpen worden op zandbanken geboren en blijven daar de helft van de tijd om te rusten en op te warmen. Ze worden nog drie weken gezoogd, daarna moeten ze het zelf zien te rooien en dan gaat het kennelijk vaak mis. Wordt het zogen verstoord, dan moeten moeder en pup voor een nieuwe ronde wachten het weer eb is. In zeehondencentrum Pieterburen worden door acties van het publiek steeds vaker verstoorde pups afgeleverd terwijl dat volgens het Zeehondenakkoord van 2020 strikt verboden is; de knuffelbeesten moeten juist vooral met rust worden gelaten.
Zeebioloog Sophie Brasseur, onderzoeker van de universiteit Wageningen, vat de ontwikkelingen als volgt samen: ‘Al tien jaar vernemen we een zwaar verminderde groei. Nu nemen ook de aantallen pups af. (…) Als we zo doorgaan houden we niets meer over.’
In Het zeehondenmysterie komen onder anderen aan het woord Lenie ’t Hart van zeehondenopvang Pieterburen, langjarig onderzoeker Sophie Brasseur, en milieukundige en bioloog Ellen Kuipers van de Waddenvereniging over de vermoedelijk belangrijkste oorzaken van de afname van het aantal zeehonden: naast toenemende drukte in de kustwateren waardoor rustplekken worden verstoord of verdwijnen, ook de bedroevend slechte kwaliteit van het zeewater door vervuiling met onder meer fosfaten, pesticiden, pfas en microplastics.