Vier jaar geleden werd Canada opgeschrikt door de ontdekking van anonieme kindergraven nabij voormalige kostscholen voor inheemse kinderen. Het was een nieuw bewijs van het grootschalig misbruik op deze ‘Indian boarding schools’ die meestal gerund werden door de katholieke kerk. Vanaf eind negentiende eeuw verplichtte de Canadese overheid de inheemse kinderen naar zulke kostscholen te gaan, die pas eind twintigste eeuw werden opgeheven. In de documentaire Sugarcane (IDFA 2024 Best of Fests) wordt de pijn belicht die inheemse mensen nog altijd voelen omtrent de misdaden. Documentairemaker Julian Brave Noisecat stamt zelf af van mensen die op zo’n school opgroeiden: St. Joseph’s Indian Residential School in Brits-Columbia, nabij de Sugarcane Reserve, een gebied dat gereserveerd is voor de inheemse Secwépemc-bevolking.
‘Voordat we naar kostschool gingen sprak iedereen Secwépemc,’ vertelt Noisecats oma, ‘geen Engels.’ Op kostschool was het verboden die inheemse taal te spreken of andere culturele gebruiken voort te zetten. ‘Ze wilden het allemaal uit ons halen.’ Maar de misstanden gingen veel verder dan dit brainwashen, dat ook wel culturele genocide genoemd wordt. Veel meisjes werden door priesters verkracht. En als ze zwanger werden, wat gebeurde er dan met de baby? ‘Er zijn zo veel dingen waarover ik had moeten praten,’ zegt oma. De kinderen kregen een nummer, vertelt een andere vrouw. ‘En ze noemden ons bij dat nummer, niet bij onze naam.’ Weer een andere vrouw vertelt hoe ze als meisje op de kostschool verkracht werd en bij niemand terecht kon. Uiteindelijk hoorde haar vader ervan en sloeg haar in elkaar. Daarna kocht ze een fles wijn om het trauma weg te spoelen. Uiteindelijk werd ze alcoholist.