Het zijn de beelden van na de bevrijding die we niet graag zien. Als geallieerde soldaten in de nazomer van 1944 delen van Zuid-Nederland binnenstromen, wordt daar wraak genomen. Vrouwen die relaties onderhielden met Duitse soldaten worden door verzetsleden uit hun huizen gehaald, over straat gesleept, het haar afgeschoren en in veel gevallen mishandeld. Of zelfs verkracht, zo blijkt uit het boek Wie geschoren wordt moet stil zitten van schrijver Monika Diederichs, die vijftig slachtoffers van deze wraakacties sprak. Deze honderd- tot honderdvijftigduizend ‘moffenmeiden’ waren ‘fout’ geweest en verdienden ‘straf’. Hun misdaad? Misschien waren het hun vermeende NSB-sympathieën, hun schaamteloze opportunisme, wanhoop om te overleven, of simpelweg: echte liefde.
Voor de Rotterdamse zestienjarige Adriana Boonvang was het dat laatste. In 1944 ontmoet ze de charmante – maar zes jaar oudere – Duitse matroos Karl Leiprecht bij een tramhalte, en algauw knopen zij een relatie aan. Die verhouding is het onderwerp van de bijzondere, tweedelige documentaire De matroos en het meisje. Hierin wordt hun zoon Rudi gevolgd die chocola probeert te maken van zijn ingewikkelde familiegeschiedenis. In 1944 reist zijn zwangere moeder haar matroos achterna naar een dorpje in Zuid-Duitsland, waar Boonvang bevalt van zoon Heinz. Een kind dat ze twee jaar niet ziet, omdat ze teruggestuurd wordt naar Rotterdam en in een opvoedingsgesticht wordt geplaatst. Want ze is naast een ‘moffenmeid’ ook een tienermoeder, iets wat al helemaal niet kan in de jaren veertig. Toch blijft de liefde roepen en keert Boonvang twee jaar later terug naar Duitsland. De twee tortelduiven trouwen en in 1957 komt Rudi ter wereld. Maar het gezin herbergt een groot geheim, ontdekt hij in de jaren negentig. Als zijn oma sterft, komt Rudi erachter dat zijn Nederlandse familie eigenlijk Joods is. En dat het liefdesverhaal van zijn ouders in geen enkel hokje van de Tweede Wereldoorlog te plaatsen valt.