Op een zondagmiddag in 1939 vond in een Parijse boekhandel een bijzondere bijeenkomst plaats. De literaire crème de la crème was aanwezig: onder anderen André Breton, Louis Aragon, Jean-Paul Sartre met zijn moeder, Simone de Beauvoir en Jean Genet zaten netjes op hun stoel te wachten. André Gide had zijn dochter gestuurd, Paul Valéry zijn vrouw en zoon. Wat was er aan de hand? De grande première van de kleurenfoto’s van Gisèle Freund!
Deze pionier van de portretfotografie heeft zowat elke grote schrijver voor de lens gehad, in Parijs en daarbuiten. Ook als u haar naam niet kent heeft u haar werk ongetwijfeld onder ogen gehad als u weleens portretfoto’s heeft gezien van André Malraux, Marguerite Duras of Jacques Prévert. Of van Aldous Huxley, Henry Miller of Frida Kahlo. Of van Joyce, Woolf, Beckett, Borges, Duchamp, Matisse, Le Corbusier, Solzjenitsyn, Man Ray, Pablo Neruda en ga zo maar door.
Enfin, die Parijse schrijvers zaten in de boekhandel opeengepropt om hun portretfoto’s voor het eerst op een provisorisch opgehangen doek geprojecteerd te zien worden. In kleur dus, en vaak behoorlijk close-up, met rimpels en imperfecties zichtbaar. De anekdote zoals opgetekend in het boek Gisèle Freund, itinéraires (1985) wil dat de meesten hun eigen foto vreselijk vonden en die van de anderen zeer geslaagd.