Een van de grootste bedreigingen van de wilde dieren in het Zuid-Afrikaanse Krugerpark zijn stropers. Gelukkig zijn er de ‘black mambas’: een groep vrouwen uit lokale gemeenschappen die speciaal getraind zijn om vooral de kwetsbare neushoorns te beschermen. Ze dragen legeruniformen, doen zware drills en weten op welke sporen ze tijdens hun patrouille moeten letten. Deze vrouwen onderhouden met hun werk als mamba vaak een heel gezin.
Dat klinkt als een mooi gegeven voor een documentaire over stoere vrouwen in moeilijke omstandigheden, maar de film die de Russisch-Duitse regisseur Lena Karbe over de black mambas maakte heeft veel meer lagen en is daarom des te interessanter. Tussen de beelden van de ondergaande zon op de savanne komen steeds meer punten naar boven waarop de schoen wringt. Het meest in het oog springt dat het zwarte mambateam onder toezicht staat van een in safaripak gestoken, pijprokende witte man. De stropers die de vrouwen van de neushoorns moeten weghouden komen vaak uit hun eigen gemeenschap.
Rondom het Krugerpark leven zo’n drie miljoen voornamelijk zwarte mensen, van wie 80 tot 90 procent werkloos is. Na de aanvankelijke euforie om uitverkoren te zijn als mamba, blijkt de baan ook tegen te vallen. Ze draaien diensten van drie weken achter elkaar, zonder carrièreperspectief. ‘Dit werk is niet wat ik ervan had verwacht. Ik loop elke dag alleen maar langs het hek op en neer. Ik mis mijn familie en vrienden, en ik zie de meerwaarde niet in van wat ik doe,’ zegt een van de mamba’s teleurgesteld tijdens weer een nacht rondhangen op de motorkap van een jeep.
Of het te danken is aan de black mambas is niet vast te stellen, maar er worden geen neushoorns meer vermoord. Maar wat een overwinning van girl power zou moeten zijn, blijkt juist een pijnlijk portret van diepe ongelijkheid in een postkoloniale samenleving.