27,3 miljoen. Zo veel huisdieren wonen er in Nederland. Een van hen is Lily, die we zien in de documentaire Ik ben hier voor het dier. Ze trilt, lijkt blind, is koortsig, heeft pijnlijke poten… Lily is duidelijk verwaarloosd.
Ze is niet het enige dier dat meer zorg en aandacht zou kunnen gebruiken. Regisseur Walter Stokman dacht dat hij veel mishandeling zou tegenkomen toen hij ging filmen voor zijn documentaire over het houdverbod op dieren, maar hij zag vooral verwaarlozing. De mensen bij wie hij over de vloer komt zouden zelf ook duidelijk hulp kunnen gebruiken: hun huizen zijn vies, met overal rommel en smerige kattenbakken, en ze komen wat verdwaasd over. Een vrouw heeft haar hond jus d’orange gegeven omdat ze dacht dat vitamine C goed voor hem zou zijn. De inspecteur van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming met wie Stokman meeloopt, vertelt haar resoluut dat dat niet zo is. De regisseur kan het de baasjes niet helemaal verwijten: ‘Onderschat armoede bijvoorbeeld niet in zulke gevallen. Het gaat vaak om mensen die niet helemaal toerekeningsvatbaar te noemen zijn.’
Maar je kunt je afvragen of deze mensen weer een dier in huis zouden mogen nemen als vastgesteld is dat ze hun huisdier hebben verwaarloosd of mishandeld. Onlangs heeft de Tweede Kamer een wet aangenomen waarmee een houdverbod kan worden opgelegd aan zulke mensen. Stokman vindt dat een goede ontwikkeling. ‘Er zijn veel hulplijnen die je kunt inschakelen, zoals bepaalde budgetten aanspreken voor dierenartsbezoeken als je het niet kunt betalen. Als het je na zo veel mogelijkheden nog steeds niet lukt, dan is het wel fijn om een houdverbod achter de hand te hebben.’
Zelf heeft Stokman twee katten in huis, naar wie hij een enorm verantwoordelijkheidsgevoel voelt. ‘Ik vind dat ik de verplichting heb om ze goed te verzorgen. Dus ik verwen ze enorm.’