‘Soms denken mensen, als ik zoveel kritiek heb op klassieke muziek, waarom speel ik het dan nog? Of waarom ben ik dan nog in die wereld? Maar ik denk dat het juist heel veel zegt over hoeveel ik ervan hou dat ik er nog ben, ondanks alles,’ zegt Djuwa Mroivili (1998) in de korte documentaire Als ik zelf de zon ben. Mroivili is zwart en daarmee een uitzondering in de witte wereld van de klassieke muziek.
Regisseur Naomi White portretteert de trotse pianist, die even uitgesproken is in haar kleding en haarstijl als in haar meningen. Als zij optreedt in Museum Van Loon steekt ze niet onder stoelen of banken dat de VOC-geschiedenis van het pand maakt dat ze het liefst zo snel mogelijk weer vertrekt. Ook wordt ze ongemakkelijk van programma’s die erop gericht zijn zwarte musici in het zonnetje te zetten; het doet haar denken aan hoe zwarte mensen eind negentiende eeuw in Amsterdam op de Wereldtentoonstelling werden uitgestald. En dat klinkt misschien als een boude stelling, maar wanneer we zien hoe een oudere witte bezoekster na afloop van een optreden van Mroivili vraagt of ze haar haren aan mag raken, blijkt die vergelijking opeens pijnlijk accuraat.
Mroivili blijft benoemen waar het wringt en treedt op een gegeven moment zelfs op in een dominatrix-outfit om een statement te maken. Ondertussen blijft ze even verliefd op de piano als op haar veertiende, toen ze voor het eerst Schubert speelde. Als zwarte vrouw achter de piano werd ze al snel vergeleken met Nina Simone – een vergelijking die Mroivili niet lekker zit, zo legt ze in de documentaire uit: ‘Zij wilde ook een klassiek pianist zijn, maar liep tegen racisme aan. Ook wel een reden waarom ik me altijd best wel ben blijven verzetten tegen het spelen van jazz.’
Je gunt het Djuwa Mroivili dat ze gewoon eens achter de piano kan gaan zitten zonder te hoeven stilstaan bij de hoeveelheid pigment in haar huid. Daar verlangt ze zelf ook duidelijk naar: ‘Als ik door bepaalde zalen alleen word uitgenodigd in het kader van de Black Achievement Month, word ik daar onzeker van. Van: vind je me eigenlijk wel goed, of wil je gewoon je subsidie en je programma vullen? Want als je steeds in dat hokje wordt geplaatst, dan ga je ook niet meer fantaseren over wat je anders zou kunnen zijn.’