‘Ik wilde mensen laten geloven dat ik perfect was.’ Jarenlang was Oscar de la Hoya de belichaming van de Amerikaanse Droom. Als arme Mexicaans-Amerikaanse jongen uit Los Angeles groeide hij uit tot een van de beste en populairste boksers ter wereld, met als hoogtepunt in zijn carrière een gouden medaille op de Olympische Spelen van 1992.
Een wereldster was geboren: hij werd een graag geziene gast in talkshows, mocht op audiëntie komen in het Witte Huis, en werd een rolmodel voor de Mexicaans-Amerikaanse gemeenschap. In de media werd De la Hoya omgedoopt tot ‘golden boy’. Bovendien werd hij getroffen door persoonlijk leed: zijn moeder overleed op jonge leeftijd, en dus deed het wonderkind er alles aan om haar postuum te eren met zijn prestaties. Veel klassieker worden de succesverhalen van underdogs niet.