Vergeten is hij niet, Herman Brood. Eens in de zoveel tijd schrijft iemand zijn herinneringen op aan de mediagenieke muzikant-kunstenaar, zijn naam is verbonden aan een popacademie, siert een Arrivatrein. En als de jaarlijkse Top 2000 een graadmeter is, gaat het eigenlijk best lekker, met zes plaatjes in 2023.
Het was een vraag die in de tijd na Broods verscheiden, vandaag 23 jaar geleden, vaker werd gesteld: zou er iets beklijven van het werk van Neerlands ‘knuffeljunk’?
‘Zijn vaardigheden als artiest verbleekten bij zijn marketingtalenten,’ aldus een analyse op een marketingsite niet lang na zijn dood, ‘Brood de popmuzikant en schilder is op 11 juli overleden, Brood het merk leeft voort.’ Waarbij de schrijver zich wel afvroeg hoe toekomstbestendig dat merk zou blijken nu de mediagenieke artiest er zelf niet meer was. Zouden grote musea zijn werk gaan opnemen?
Stedelijk Museumdirecteur Rudi Fuchs (‘Als je zijn schilderijen licht uit zijn overige uitingen, is het werk niet maatgevend. Het gaat eerder om een onderdeel van de rockcultuur dan om kunst’) zag er weinig in. Andere musea hielden de boot af. Kees van Twist, directeur van het Groninger Museum in 2001: ‘we moeten eerst de tijd nemen om zijn werk in een breder verband te kunnen plaatsen.’
Die tijd werd genomen, dat brede verband (blijkbaar) niet gevonden. En in het Stedelijk hing nimmer een Brood aan de muur.
Er is sinds 2018 een Herman Broodmuseum & Experience, in Zwolle, opgericht door jeugdvriend Ivo de lange, wiens homevideo’s in Herman Brood: Kunst begin drrr niet an een belangrijke rol spelen, maar dat privémuseum zal niet de erkenning zijn waarvan Brood droomde.
Tenminste, of hij zichzelf uiteindelijk als groot kunstenaar zag, is niet helemaal duidelijk.
Brood in de film, al schilderend: ‘op een gegeven moment is het niet zo belangrijk meer wat erop staat, als het maar een souvenir is van Herman Brood, zijn trademark. Als je driehonderd schilderijen per week maakt, kun je moeilijk overal je soul in leggen (...) ik zie mijzelf als een souvenirfabrikant.’
Maar of hij dat echt meende, of dat het weer een knap staaltje Broodmarketing betrof, wie zal het zeggen.