Op het eerste gezicht lijkt het oeuvre van de Italiaanse cineast Luca Guadagnino (1971) alle kanten op te schieten. Hij maakte zowel tedere liefdesdrama’s als bloederige horrorfilms, werkt momenteel aan nieuwe adaptaties van Lord of the Flies en Brideshead Revisited en zegt zich graag nog eens aan een western, een gangsterfilm en een oorlogsfilm te willen wagen. Tussen de speelfilms door regisseert hij ook nog reclames, videoclips, series, documentaires en opera’s, en als de tijd het toelaat klust hij bij als kok en binnenhuisarchitect.
Ondanks al die variatie zijn er echter weinig hedendaagse filmmakers met zo’n eigen signatuur als Guadagnino. In interviews noemt hij zichzelf onomwonden een voyeur – waarmee hij vast geen vunzige gluurder bedoelt, maar iemand met een gretige, nieuwsgierige, zinnelijke manier van kijken. In zijn films uit zich dat in wervelend, onderzoekend camerawerk, locaties die je haast kunt ruiken en voelen, en uiteraard veel aandacht voor lichamelijkheid en blikken. Steevast staat er een obsessieve relatie centraal; een spel van aantrekken en afstoten dat onvermijdelijk uitmondt in gebroken harten (Call Me by Your Name), fatale ongelukken (A Bigger Splash) of zelfs gruwelijke slachtpartijen (Suspiria, Bones and All). Toch is de ondertoon nooit cynisch te noemen, eerder hopeloos romantisch.
Op al deze vlakken is de nieuwe bioscoopfilm Challengers weer een typische Guadagnino, zij het voor zijn doen een opvallend luchtige. Technisch beschouwd gaat het om een sportfilm: de intriges spelen zich af op en rondom het tennisveld. Voor de regisseur aanvankelijk een onbekend terrein; toen hij het script las (van debuterend scenarist Justin Kuritzkes) wist hij zo goed als niets over tennis. Maar de intense driehoeksverhouding die centraal staat, de nadruk op competitie en fysieke inspanning – ja, daar kon hij wel wat mee.