Ongeveer de helft van de monsters in HBO’s nieuwe en werkelijk fantastische serie Lovecraft Country komt rechtstreeks uit een pulpy horrorverhaal, het soort dat je vindt in een beduimelde paperback of een typische jaren ’90 scifi-serie. Ze hebben tentakels of klauwen, kunnen op bloederige wijze van gedaanten veranderen, doen aan oude magie of leven ondergronds, ze zijn zowel levend als (on)dood.
De andere helft van de monsters is wit.
Deze monsters zijn mensen van vlees en bloed. Ze dragen een sheriffsbadge, een spijkerbroek met omgeslagen pijpen of een net pak met gleufhoed. Ze planten brandende kruizen in een voortuin of jagen onwelkome reizigers met vurende geweren uit hun dorpen.
Dit laatste monster is de personificatie van het gesegregeerde Amerika van de jaren vijftig. De tijd waarin de Jim Crow-wetten voorschreven dat zwarte Amerikanen in verschillende staten niet uit dezelfde waterfonteintjes mochten drinken als hun witte landgenoten en er hele provincies, zogenaamde Sundown Counties, waren waar ze na zonsondergang zelfs niet eens meer mochten zijn. Dit monster, in tegenstelling tot de eerdergenoemde, bovennatuurlijke variant met tentakels, bestaat echt en is – zoals we de afgelopen maanden weer konden zien – ruim een halve eeuw na de afschaffing van Jim Crow nog steeds niet verslagen.