Het is nu nauwelijks nog voor te stellen, maar aan het eind van de jaren zeventig leek het Amerikaanse basketbal op sterven na dood. De National Basketball Association (NBA) werd geconfronteerd met dalende kijkcijfers en de stadions liepen massaal leeg.
Maar toen was daar ineens ‘Doctor’ Jerry Buss, een flamboyante zakenman die van de Los Angeles Lakers, een club die in de competitie nauwelijks iets had in te brengen, een succesvolle club wilde maken. Die moest ook buiten het veld opvallen, bijvoorbeeld door een nachtclub te openen in het stadion, of met een groep cheerleaders. Basketbal moest entertainment worden, en de sporters moesten net zo mediageniek worden als popsterren. De mastodonten in de basketbalwereld verklaarden Buss voor gek, maar de titel van HBO-serie Winning Time: The Rise of the Lakers Dynasty verklapt al dat Buss – die de Lakers kocht in 1979 - uiteindelijk zijn gelijk haalde. Het team werd onder zijn leiding razend succesvol, en de NBA zou uiteindelijk uitgroeien tot een van de succesvolste sportorganisaties ter wereld.
Buss was een maximalist bij uitstek, en de serie – waarvan het tweede seizoen nu te zien is op HBO Max –omarmt dat volledig. Winning Time barst van de dynamiek, met korrelige camerashots en personages die de vierde muur doorbreken. De stilistische toon wordt in de eerste aflevering gezet door regisseur Adam McKay (The Big Short), die daarmee de blauwdruk maakte voor een zeer energiek komisch sportdrama. De bewust overdadige stijl zorgt met name in de eerste afleveringen voor wat uitputting bij de kijker, maar maakt Winning Time wél tot een voortdurend wervelend geheel, waarbij alle middelen uit de kast zijn getrokken om de basketbalwereld van de vroege jaren tachtig tot leven te wekken.