Als we de foto moeten geloven, vormen moeder Ulrika (Lo Kauppi), vader Adam (Björn Bengtsson) en dochter Stella (Alexandra Karlsson Tyrefors) een Zweeds modelgezin. Moeder is succesvol juriste, vader een gewaardeerde priester, en ook hun dochter lijkt behoorlijk stabiel in het leven te staan. Maar die vrolijke foto, waarmee elke aflevering van A Nearly Normal Family opent, blijkt toch vooral erg misleidend, want aan het eind van de eerste aflevering wordt Stella gearresteerd op verdenking van de moord op haar scharrel. Van de façade van het idyllische gezin blijft ineens bar weinig over.
En het is maar de vraag of die moord die ze zou hebben gepleegd daadwerkelijk uit het niets kwam, of dat er meer speelt. In de openingsscène leerden we immers al dat Stella gebukt gaat onder een flink trauma, omdat ze – vier jaar voor de moord – werd verkracht door een schoolvriendje op een zomerkamp. Moeder Ulrika achtte het destijds niet zinvol om aangifte te doen: het bewijs was te mager, en een rechtszaak zou voor een tienermeisje te veel ingrijpende gevolgen kunnen hebben. De gezinsleden besluiten daarom de zaak te laten rusten (lees: dood te zwijgen).