Regisseur Måns Månsson is twaalf jaar oud als hij in 1994 met de andere leerlingen naar de schoolkantine wordt geroepen voor een hoofdelijke telling. Is iedereen er nog? En zijn er toevallig kinderen die familieleden hebben aan boord van een enorm cruiseschip dat van Tallinn naar Stockholm vaart?
In de voorgaande nacht is de Zweeds-Estse veerboot MS Estonia tijdens een hevige storm van de radar verdwenen. Om 1.24 uur werd een SOS-signaal verzonden en daarna is alle communicatie verbroken. Uiteindelijk slaagt een Fins reddingsteam erin om nog een honderdtal overlevenden uit het water te vissen, maar het merendeel van de passagiers en de bemanning komt te overlijden in de Baltische Zee. Daarmee geldt deze scheepsramp – in totaal 852 dodelijke slachtoffers – nog altijd als een van de grootste uit de naoorogse Europese geschiedenis.
Iedereen in Zweden, Finland en Estland heeft wel een herinnering aan deze ramp, vertelt Måns Månsson als we hem eind augustus via Zoom spreken over Estonia, een indrukwekkende achtdelige dramaserie waarin met name de – emotionele én bureaucratische – nasleep wordt gereconstrueerd. ‘In Zweden hebben we maar weinig nationale trauma’s, dus deze ramp was in veel opzichten ongekend en mind-blowing. Toen ik eenmaal volwassen was begreep ik pas echt wat de omvang ervan was, ook omdat het een verhaal zonder eind is. Nog steeds kan niemand echt goed uitleggen wat er precies gebeurd is, er zijn talloze onbeantwoorde vragen over de oorzaak.’