Niets klinkt zo onheilspellend als het krijsen van een havik die haar nest wil beschermen. In de openingsscène van de Zweedse miniserie Blackwater scheert de vogel over het woest opspattende, zwarte water van een bergrivier. Het gekrijs – dat weerkaatst tegen de rotsige oevers en dan in de dichte bossen verdwijnt – loopt, net als het zwarte water, als een rode draad door de serie. Daar komt het desoriënterende feit bij dat een groot deel van de zes afleveringen zich tijdens midzomernacht afspeelt, de dag waarop de zon in het noorden van Zweden niet ondergaat, wat voor een constant gevoel van naderende dreiging zorgt. ‘En dat was precies het gevoel dat we wilden vangen,’ zegt regisseur Mikael Marcimain (Call Girl) vanuit Stockholm. ‘Dit is geen ontspannen wandeling door de bossen.’
Blackwater, of Händelser vid vatten in het Zweeds, is een verfilming van het gelijknamige boek van Kerstin Ekman uit 1993. Het verhaal begint met een onopgeloste moord op twee toeristen aan de oever van een rivier in het noorden van Zweden tijdens de midzomernacht van 1973. De slachtoffers zijn twee hippies die op weg waren naar een commune in de bossen. Het maakt diepe indruk op de kleine landelijke gemeenschap in het afgelegen stukje Zweden waar de gruweldaad plaatsvond. Zozeer zelfs dat de inwoners decennia later nog steeds worstelen met wat er die zonovergoten zomernacht is gebeurd.
Ekmans boek is wereldwijd vertaald en al heel vaak bijna verfilmd. Ook Mikael Marcimain was rond 2014 al eens in gesprek om de regie op zich te nemen, maar die gesprekken liepen toen uit op niets. ‘Het kwam bijzonder genoeg weer bij me terug. En ik was erg blij dit verhaal alsnog te kunnen verfilmen.’