Er zijn drie zekerheden in het leven: belastingen, de dood én jaarlijks ten minste één groots opgezette Nederlandse film- of serieproductie over de Tweede Wereldoorlog. Uit een traumatisch verleden kan tenslotte rijkelijk geput worden, dus vreemd is het niet dat er regelmatig wordt teruggegrepen op de periode 1940-1945.
Toch is het opmerkelijk dat het nog zo lang heeft geduurd voordat een van de meest tragische en beladen vaderlandse episodes uit de Tweede Wereldoorlog verfilmd werd. In het verhaal van de Joodsche Raad voor Amsterdam komen namelijk verschillende aspecten uit die periode samen: enerzijds het onbevattelijke leed dat de Joodse bevolking aangedaan is en de politieke gevoeligheden binnen het ambtelijke systeem, maar tegelijkertijd ook verzet, het verraad en de heldendaden.
Dat de korte geschiedenis van de Joodsche Raad uiterst complex is blijkt al uit het verwijt dat het orgaan een ‘werktuig van de bezetter’ was, omdat men zich veel te meegaand opgesteld zou hebben jegens de nazi’s. Allemaal facetten die zich natuurlijk uitstekend lenen voor een diepgravende dramaserie en die is er nu in de vorm van de vijfdelige EO-dramaserie De Joodse Raad [de officiële spelling is ‘Joodsche Raad’, red.].