In 1973 worden de bewoners van staalstadje Port Talbot in Wales opgeschrikt door de verkrachting van en moord op drie lokale tienermeiden. De zaken worden in eerste instantie niet aan elkaar gelinkt, en het onderzoek hangt aan elkaar van de tunnelvisie, verkeerde aannames en enigszins gemakzuchtige onderzoeksmethoden. De zaken blijven daardoor onopgelost, totdat nieuwe DNA-technieken het dertig jaar later mogelijk maken om het dossier opnieuw te openen. De uiteindelijke moordenaar zou de boeken ingaan als de ‘Saturday Night Strangler’, voor zover bekend de eerste seriemoordenaar uit Wales.
In het sobere, op waarheid gebaseerde vierluik Steeltown Murders wordt het onderzoek in 1973 afgewisseld met het nieuwe onderzoek van na de eeuwwisseling, waarbij detectives Paul Bethell (eerst gespeeld door Scott Arthur, later door Philip Glenister) en Phil Rees (Siôn Alun Davies, later door Steffan Rhodri) opnieuw moeten samenwerken om de cold case dan eindelijk op te lossen. Want ook voor hen is een pensioen of berusting uiteindelijk pas écht mogelijk als er definitief een punt achter deze zaak kan worden gezet, in plaats van een decennialange komma. En, zoals de nieuwe politiechef zegt: ‘Ik houd meer van een frisse start, niet van het opnieuw maken van oude fouten.’
Door dat heen en weer springen in de tijd, doet Steeltown Murders bij vlagen denken aan het eerste seizoen van True Detective, dat zo’n meesterlijk spel speelde met de tijd en de pijn die zo’n decennialang onopgelost gebleven moordzaak met zich kan meebrengen. In Steeltown Murders is dat niet anders: in het industriële stadje Port Talbot is de sfeer overwegend grauw, en weegt de impact van de moorden zwaar, zeker als de daadwerkelijke dader maar niet wordt gevonden. Tijd heelt zelden alle wonden, maar in Steeltown Murders maakt de tijd het in ieder geval mogelijk dat er gezocht kan worden naar een vorm van voldoening en afsluiting, zelfs als de uiteindelijke uitkomst misschien niet de bevredigendste is.